Door de Wet verbeterde premieregeling kunnen pensioenuitvoerders sinds 1 september 2016 naast een vaste uitkering ook een variabele premieregeling aanbieden aan hun deelnemers in DC-regelingen. De variabele premieregeling geeft deelnemers in vergelijking met een vaste uitkering perspectief op een hoger pensioeninkomen, maar kent wel meer risico’s in de uitkeringsfase.
Aan de slag met het standaardmodel
Deze pagina op de Verbondswebsite richten zich op pensioenverzekeraars en premiepensioeninstellingen (PPI's) die een vaste en/of variabele uitkering aanbieden. Onder het kopje Spelregels en materiaal vinden zij alles wat nodig is om het standaardmodel te ontwikkelen voor de eigen pensioenregeling. Het standaardmodel maakt gebruik van iconen, die oorspronkelijk voor Pensioen 1-2-3 zijn ontwikkeld. Verzekeraars en PPI's kunnen de iconen downloaden van de Pensioen 1-2-3 website.
Hieronder de bestanden die verzekeraars kunnen gebruiken bij het ontwikkelen van hun eigen materiaal. Deze en andere documenten zijn ook te vinden bij het kopje Publicaties hieronder.
Bij de ontwikkeling is intensief samengewerkt met de Verzekeringscommunity van het Verbond, een online 'consumer consulting board' van ruim 150 consumenten die meedenken en meepraten over onderwerpen die de sector en de samenleving raken. Toen het model er lag, is bij Motivaction een kwantitatief onderzoek gedaan. Hieronder de rapportages:
Publicaties van het Verbond
Verzekeraars en PPI's met vragen over het standaardmodel kunnen contact opnemen met Pim de Nijs van het Verbond van Verzekeraars. Het Verbond verzamelt de vragen en publiceert de belangrijkste hieronder bij de veelgestelde vragen.
Ja, deze verplichting geldt dan ook. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 63b van de Pensioenwet en artikel 7d van het Besluit uitvoering Pensioenwet. In de handleiding is opgenomen hoe het standaardmodel dan ingevuld dient te worden.
Nee, in dat geval is het niet verplicht om het standaardmodel te verstrekken. Wel moet de deelnemer erop gewezen worden dat hij zijn pensioen ergens anders moet aankopen (shoprecht) en is het wenselijk als de deelnemer erop wordt gewezen dat hij het standaardmodel kan opvragen bij andere pensioenuitvoerders.
PPI’s zijn wel verplicht om het standaardmodel te verstrekken, omdat PPI’s via hun preferred supplier een pensioenproduct in de uitkeringsfase aanbieden. PPI’s hebben de keuze of ze het standaardmodel zelf verstrekken of dat de deelnemer het standaardmodel direct van de preferred supplier ontvangt.
Als bekend is dat de deelnemer een partner heeft dan kan het AOW-bedrag voor gehuwden/samenwonenden worden opgenomen. Als bekend is dat de deelnemer geen partner heeft, dan kan het AOW-bedrag voor een alleenstaande worden gebruikt. Daarbij kan uit worden gegaan van volledige opbouw. In laag 2 kan dan worden uitgelegd ‘indien niet in Nederland gewoond, dan…’
Indien niet bekend is of de deelnemer een partner heeft dan is de aanbeveling om het AOW-bedrag voor gehuwden/samenwonenden op te nemen. In die gevallen wordt voorkomen dat een samenwonende of gehuwde uitgaat van een te hoog AOW-bedrag (namelijk het bedrag voor alleenstaande). De verwijzing naar mpo.nl helpt de deelnemer om daar de juiste hoogte van de AOW te vinden.
Ten slotte kan er aangesloten worden bij de door SVB gebruikte cijfers, dus AOW exclusief vakantiegeld.