Ruim een jaar geleden zag de pensioenwereld er zo zonnig uit. Wat is er in dat jaar gebeurd?
“In het akkoord dat een jaar geleden is gesloten, zijn veel lastige onderwerpen opgenomen, waaronder de AOW-leeftijd en pensioen voor zware beroepen. Dat akkoord had meer betrekking op de eerste dan op de tweede pijler. Het was in onze ogen ook meer een AOW- dan een Pensioenakkoord. Dat betekende natuurlijk ook dat de pensioendiscussie zelf is doorgeschoven. Er moest nog heel veel gebeuren.”
Was het Verbond daar ook bij betrokken?
“Zeker. In september 2019 is een enorme overlegstructuur opgetuigd. Er kwam een stuurgroep, waarin onze directeur Harold Herbert plaatsnam. Die stuurgroep moest de belangrijke besluiten nemen die werden voorbereid door een voorbereidingsgroep, waarin ik namens de sector zat. Daarnaast zijn er veel gespecialiseerde werkgroepen in het leven geroepen, waarin onze leden waren vertegenwoordigd.”
Er is in al die groepen veel werk verzet?
“Enorm veel, maar eerlijk gezegd leek het tot begin dit jaar een moeilijk verhaal te worden. Aanvankelijk was het plan om met de betaalde premies meteen een uitkering aan te kopen, zodat er zekerheid is over de hoogte van het pensioen. Op die manier weet je op je 28e al wat jou op je 68e staat te wachten, maar zover vooruitkijken is natuurlijk weinig realistisch.”
"De pensioenen zijn al tien jaar niet meer geïndexeerd"
Dat kan niet meer?
“Nee, een van de belangrijkste voorstellen in de uitwerking van het pensioenakkoord is dat we een premieregeling gaan invoeren. Dat betekent dat de premie wel vastligt, maar de uiteindelijke uitkering iets onzekerder wordt. In de uitkeringsovereenkomst die we nu vaak hebben, wordt een uitkering gegarandeerd, maar in de praktijk is gebleken dat beloften niet kunnen worden waargemaakt. Zo zijn de pensioenen al tien jaar lang niet meer geïndexeerd en is het vertrouwen in het systeem flink gedaald. De overstap naar een premieregeling is dus gewoon bittere noodzaak.”
Hoezo?
“Omdat in de praktijk is gebleken dat we geen dertig jaar vooruit kunnen kijken. We weten niet hoe de financiële markten zich ontwikkelen en we weten ook niet wat de rente doet. Er zijn te veel onzekere factoren om keiharde beloften te doen.”
Begin dit jaar is het besluit genomen om het oude systeem los te laten en daadwerkelijk een premieregeling in te voeren. Wat betekent dat voor klanten?
“Dat het systeem eenvoudiger en transparanter wordt. Je ziet hoeveel pensioen er voor jou wordt ingelegd, wat de beleggingsrendementen zijn er welke kosten in rekening worden gebracht. In een premieregeling hoeft een pensioenaanbieder niet allerlei ingewikkelde berekeningen te maken en worden er geen valse beloften meer gedaan. Stel dat een aanbieder vroeger tegen jou zei: je krijgt 300 euro. Dan ben je teleurgesteld als je ‘maar’ 290 euro krijgt. In het nieuwe systeem ligt de nadruk in eerste instantie op het opgebouwde vermogen, maar als je dichter bij de pensioendatum komt, wil je natuurlijk wel weten hoeveel pensioen je krijgt. Dat wordt dan met een bepaalde marge gecommuniceerd, bijvoorbeeld: je krijgt een pensioen dat ligt tussen de 275 en 325 euro. Als dat dan 290 wordt, ben je blij. Het heeft dus ook met verwachtingen te maken.”
Waar staan de onderhandelingen nu? Wordt er een akkoord bereikt?
“Het is altijd lastig om in de toekomst te kijken, maar partijen zijn er wel dichtbij. Op dit moment lijkt er overeenstemming te zijn over de vormgeving van het nieuwe pensioencontract. Dat is overigens vooral bedoeld voor bedrijfstakpensioenfondsen die over moeten stappen op een premieregeling. Dat nieuwe contract kent een collectieve buffer die voor bedrijfstakpensioenfondsen nodig is om de verplichtstelling te kunnen behouden. Dat maakt het pensioen niet eenvoudiger. Integendeel, een collectieve buffer zorgt ervoor dat pensioen complexer, moeilijk uitvoerbaar en duurder wordt.”
Verzekeraars zijn geen voorstander van een collectieve buffer. Waarom niet?
“Een collectieve buffer zorgt voor complexiteit. Als je een collectieve buffer hebt, hoe doe je dat dan als iemand overstapt naar een andere werkgever? Is hij dan zijn aandeel in die buffer kwijt? Krijgt hij zijn buffer mee? Voor wie is die buffer? Een collectieve buffer maakt het systeem onnodig ingewikkeld. Daarom zijn wij altijd voorstander geweest van een persoonlijk pensioenpotje.”
"Een collectieve buffer is veel te complex"
En nu? Als ik de krant mag geloven, wordt het nog spannend. Heeft dat vooral met die premiesystematiek te maken?
“Dat is inderdaad het belangrijkste nog openstaande punt. In het pensioenakkoord is afgesproken dat de zogenoemde doorsneesystematiek wordt afgeschaft. In het huidige systeem betaalt iedereen eenzelfde premiepercentage en krijgt iedereen dezelfde aanspraak. Dat betekent dat de jongeren de ouderen subsidiëren. De premie van een jongere kan immers nog veel langer renderen dan de premie van een oudere. Dat beginsel willen we graag uit ons pensioensysteem halen. Sterker nog, het is voor de bedrijfstakpensioenfondsen een vereiste om de overstap naar een premieregeling te kunnen maken.”
Hoe gaat dat dan straks in de praktijk: betaalt een jongere minder dan een oudere?
“Nee, het voorstel is dat iedereen een gelijk percentage aan premie betaalt, maar de uitkering niet gelijk is. Een jongere krijgt dus in de nieuwe situatie meer pensioen voor een euro inleg dan een oudere, omdat ‘zijn’ euro langer kan renderen.”
Verzekeraars moeten dan aan iedereen dezelfde premie gaan vragen?
“Precies en dat is nou waar het zo knelt. Verzekeraars hanteren geen doorsneesystematiek, dus hebben er ook geen last van. Op dit moment betaalt een jongere bij ons misschien acht procent premie en een oudere dertig, terwijl ze dezelfde rechten ervoor terug krijgen. Als wij in het nieuwe systeem iedereen dezelfde premie moeten berekenen, zorgt dat ervoor dat onze verzekerden straks geld tekort komen in hun potje. Dat raakt alle 1,3 miljoen mensen die nu pensioen via een verzekeraar en ppi opbouwen, maar ook de deelnemers van de ondernemingspensioenfondsen. Met name veertigers en vijftigers worden hard geraakt.”
Dat moet in het akkoord nog worden opgelost?
“Klopt, maar de grote vraag is hoe. Er zijn twee belangrijke eisen in het pensioenakkoord opgenomen: de overgang moet budgetneutraal verlopen en deelnemers moeten adequaat worden gecompenseerd. Die twee zaken zijn onverenigbaar. Je kunt hele bomen opzetten wat adequaat is, maar feit is dat er een gat zit. Ik wil geen onheilsprofeet zijn, maar dit is zo’n cruciaal punt, dat het mij zal benieuwen of de deadline van 19 juni wel wordt gehaald. Voorlopig is er namelijk nog geen oplossing voor die 1,3 miljoen mensen.”
Hoe nu verder?
1. Volgens planning moet de uitwerking van het pensioenakkoord op 19 juni in de Ministerraad worden behandeld.
2. Na goedkeuring in die Ministerraad wordt het akkoord op hoofdlijnen in de Tweede Kamer besproken.
3. Intussen zullen alle berokken partijen hun achterbannen moeten raadplegen die ook moeten instemmen met het bereikte akkoord.
4. In het najaar moeten dan de wetteksten worden geschreven die eind dit jaar klaar moeten zijn.
5. In 2021 kunnen de wetteksten worden besproken (en hopelijk goedgekeurd) door de Tweede en daarna de Eerste Kamer.
6. En dan kan in 2022 het akkoord daadwerkelijk ingaan. In de praktijk houdt dat in dat alle pensioenfondsen, verzekeraars en ppi’s uiterlijk in 2026 de afspraken moeten hebben doorgevoerd. Snelle beslissers mogen ook eerder over.
7. Op 1 januari 2026 is iedereen die een pensioen opbouwt, overgestapt op een premieregeling.