Aan de basis van goed beleid staat een gedegen bedrijfsvoering waar klanten, andere instellingen en partijen op kunnen vertrouwen. Goede regelgeving, extern toezicht en een goed stelsel van zelfregulering draagt daar aan bij. Als branchevereniging agendeert het Verbond actuele thema's, biedt het leden een platform voor discussie, deelt het good practices en vertegenwoordigt het de sector in het publieke debat.
Voor verzekeraars staat bij alles wat zij doen de klant centraal. Een robuust stelsel van wetten, regels, voorschriften en het daarbij behorende toezicht op de naleving ervan via De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten draagt bij aan het beschermen van klanten, het bewaken van de kwaliteit van producten en zorgt zo voor een stabiele sector. Europa houdt toezicht op Europese verzekeraars via het Europese toezichtkader Solvency II.
Aan de basis van een gedegen bedrijfsvoering staan drie pijlers: transparantie naar de buitenwereld, verzekeraars die aanspreekbaar zijn op het eigen functioneren en dat het interne toezicht effectief verankerd is in de organisatie. Naast extern toezicht door DNB en de AFM is op leden van het Verbond zelfregulering van toepassing.
Sinds de financiële crisis krijgen verzekeraars te maken met steeds meer en strengere wettelijke regels, intensiever toezicht op de naleving en een sterk toenemende rol vanuit Europa op dit gebied.
Wet- en regelgeving dient zoveel mogelijk principle based te zijn. Dat wil zeggen dat verzekeraars het nut en de noodzaak van wetten en regels onderschrijven, maar dat de wetgever tegelijkertijd oog moet houden voor de praktische uitvoering ervan. Met andere woorden: de wetgever moet verzekeraars ook in staat stellen wetten en regels toe te snijden op hun specifieke situatie, maatwerk dus om een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering mogelijk te maken.
Efficiënt en effectief extern toezicht, daar maakt het Verbond zich sterk voor op nationaal en Europees niveau (via bijvoorbeeld koepelorganisatie Insurance Europe). In de Visie op Toezicht staan 10 belangrijke uitgangspunten:
Algemeen directeur Richard Weurding van het Verbond pleitte eind maart 2024 tijdens een rondetafel met Kamerleden van VVD, NSC, D66 en PVDA/GroenLinks voor betere uitvoerbaarheid en meer samenwerking met andere poortwachters bij de Sanctiewet en Wwft.
Weurding benadrukte tijdens de rondetafel meerdere keren dat de effectiviteit van de Sanctiewet en Wwft veel beter kan als er meer ruimte komt voor een risicogebaseerde aanpak. Als voorbeeld noemde Weurding het brede relatiebegrip uit de Sanctiewet, waardoor verzekeraars jaarlijks gemiddeld ruim 40 miljoen UBO-controles uitvoeren en 500 miljoen sanctiechecks, terwijl de opbrengst mager is. Daarom pleit de Verbondsdirecteur voor een risicogebaseerde onderzoeksplicht met minder zwaar onderzoek naar relaties met een inherent laag risico, zoals overheidsinstanties en particuliere schadeverzekeringen in Nederland. Ook zou Weurding graag zien dat het begrip ‘relatie’ binnen de Sw-regelgeving wettelijk ingekaderd wordt omdat het begrip voor interpretatie en daardoor voor discussie vatbaar is.
Bij de Wwft speelt volgens Weurding een soortgelijke kwestie. Poortwachters (zoals levensverzekeraars, makelaars en banken) moeten elke nieuwe klant opnieuw identificeren en verifiëren. Dat betekent extra werk én het is vervelend voor de klant omdat zij iedere keer opnieuw dezelfde informatie moeten aanleveren. Bovendien levert ook deze controle, op ongebruikelijke transacties door levensverzekeraars, bar weinig op. Daarom pleiten de poortwachters voor meer samenwerking in de keten om te voorkomen dat werk dubbel wordt gedaan door diverse poortwachters, conform het eind vorig jaar gepresenteerde KPMG-rapport Krachten gebundeld, naar een effectievere en efficiëntere invulling van de poortwachtersrol in Nederland.
Het rapport focust op onderlinge (publiek en private) samenwerking, gaat in op wat poortwachters zelf kunnen doen en waar zij ondersteuning van de overheid nodig hebben.
Veel verzekeraars geven informatie aan DNB vanuit zijn rol als resolutie autoriteit. Eén van de informatiebehoeftes van DNB richt zich op de zogenaamde faillissementswaarde van zowel levensverzekeraars als schadeverzekeraars. De good practise geeft weer hoe verzekeraars invulling kunnen geven aan de waardering volgens het Besluit. Het document schetst welke keuzes een verzekeraar kan maken om aan de doelen van een berekening te voldoen. Het document geeft ook weer hoe de verzekeringsbranche (schade- en levensverzekeraars) in de breedte wil voldoen aan de wettelijke eisen dat het 'Besluit waardering verzekeringsvorderingen in faillissement' stelt.
DNB heeft berekend hoeveel beleggingsinstellingen en beleggingsondernemingen moeten bijdragen aan de toezichtkosten. Het Verbond heeft een good practice kostentoerekening opgesteld met standpunten die een concretisering zijn van de vigerende wet- en regelgeving en een verdere uitwerking van de door DNB gehanteerde hypotheses uit hun kostenonderzoek. Meer uitleg en informatie staat in de Q&A van DNB.
DNB toetst of (beoogd) bestuurders en commissarissen geschikt zijn om hun functie te vervullen en of hun betrouwbaarheid buiten twijfel staat.
Het toetsen van (beoogd) bestuurders en commissarissen door DNB leidt tot solide en integere financiële instellingen die hun verplichtingen nakomen. Het Verbond heeft een good practice toetsingen opgesteld met bouwstenen voor bestuurders en commissarissen om goed beslagen ten ijs te komen bij het voordragen van kandidaten aan DNB.
Waar het gaat om de bescherming van klanten bij een faillissement van een verzekeraar, hebben we in Nederland de afgelopen jaren een belangrijke stap gezet. Met de Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars is vastgelegd dat iedere verzekeraar die aan Solvency II moet voldoen, een voorbereidend crisisplan moet opstellen. Dit plan wordt vervolgens goedgekeurd door De Nederlandsche Bank (DNB). Voor grote Nederlandse levensverzekeraars stelt DNB daarnaast een afwikkelplan op. De Nederlandse wet gaat hiermee verder dan het in Solvency II voorgeschreven kader.
Een voorbereidend crisisplan zorgt ervoor dat een verzekeraar in financieel gezonde tijden nadenkt over de te nemen maatregelen voor de situatie waarin zijn financiële positie ernstig verslechtert. Bij een aanzienlijke verslechtering van de financiële positie gaat het om ten minste:
Het voorbereidend crisisplan bevat maatregelen om de verzekeraar weer op het goede spoor te krijgen. Het doel van het plan is om oplossingen te onderzoeken en beschikbaar te hebben voor mogelijke crises en beschrijft de financiële, operationele en juridische haalbaarheid van deze oplossingen. Door een goede voorbereiding kan de verzekeraar bij financiële problemen direct maatregelen nemen. Mochten de maatregelen de situatie van de verzekeraar niet of onvoldoende verbeteren, dan volgt afwikkeling door DNB of faillissement.
Een afwikkelingsplan beschrijft op welke wijze DNB van plan is een verzekeraar of verzekeringsgroep af te wikkelen voorafgaand aan een faillissement. Het beschrijft de instrumenten die DNB gebruikt en hoe, en welke belemmeringen er zijn voor afwikkeling. Ook belangrijke kenmerken van de verzekeraar staan beschreven die relevant zijn voor de afwikkeling, denk daarbij aan derivatencontracten of de aanwezigheid van beleggingsverzekeringen. Een verzekeraar dient het afwikkelings-plan periodiek te herzien. Op basis van de afwikkelingsplannen beoordeelt DNB de afwikkelbaarheid van de verzekeraar en kan zij de verzekeraar verplichten specifieke maatregelen te nemen om belemmeringen weg te nemen.
Beide plannen hebben tot doel een faillissement te voorkomen. Gaat een verzekeraar onverhoopt toch failliet, dan dienen de plannen de klant zo goed mogelijk te beschermen. Ook in Europa is de Nederlandse Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars niet onopgemerkt gebleven. Een aantal lidstaten kijkt of zij het Nederlandse model voor herstel en afwikkeling kunnen overnemen.
Schadeverzekeraars
Schadeverzekeraars kunnen net als alle andere financiële instellingen geraakt worden door bijvoorbeeld een crisis. Echter, het schadeverzekeringsbedrijf dient het premiegeld meteen te reserveren om schade mee uit te kunnen keren. Daarom moet een schadeverzekeraar altijd over relatief veel liquide middelen beschikken. Een schadeverzekeraar belegt slechts een beperkt deel van de binnenkomende middelen, waaronder premiesgelden. Schadeverzekeraars zijn om deze reden minder gevoelig voor fluctuaties op de financiele markten.
Schadeverzekeraar failliet?
Als een verzekeraar failliet gaat, moet u als polishouder een nieuw contract sluiten bij een andere schadeverzekeraar. Deze verzekeraar beoordeelt en behandelt uw aanvraag op dezelfde wijze als andere aanvragen. Zorgverzekeraars hebben voor de basiszorgverzekering een acceptatieplicht.
Lopende claim bij failliete schadeverzekeraar
De vordering die een klant heeft op zijn schadeverzekeraar moet in geval van een faillissement als een (preferente) vordering worden ingediend bij de curator. Voor de basiszorgverzekering is een speciale regeling opgenomen in de Zorgverzekeringswet. De overheid staat niet garant voor claims die zijn ingediend en niet meer uitgekeerd worden. Uitzondering is het waarborgfonds motorverkeer, dat een vergoeding aan de benadeelde geeft indien een verzekeraar zijn verplichtingen uit de verplichte verzekering aansprakelijkheid motorrijtuigen niet kan nakomen.
Zorgverzekeraars zijn schadeverzekeraars. Daarom geldt wat hiervoor is gezegd over schadeverzekeraars in het algemeen ook voor zorgverzekeraars.
Als een zorgverzekeraar failliet gaat, dan wordt de basiszorgverzekering voortgezet bij een andere zorgverzekeraar. Deze is verplicht u te accepteren onder dezelfde voorwaarden. Voor nog lopende medische behandelingen, die vallen onder de basisverzekering en gestart zijn voordat de zorgverzekeraar failliet is gegaan, is in de Zorgverzekeringswet een aparte regeling opgenomen. Deze medische behandelingen worden volledig volgens de polisvoorwaarden uitgekeerd door het College Zorgverzekeringen. U hoeft dus geen claim in te dienen bij de failliete zorgverzekeraar.
Levensverzekeraars kunnen net als andere financiële instellingen geraakt worden door een crisis. Bijvoorbeeld doordat de waarde van hun in aandelen belegd vermogen vermindert als de beurskoersen dalen. Echter, de solvabiliteitseisen die het Europese toezichtskader stelt, zijn hoog waardoor een levensverzekeraar niet snel in liquiditeitsproblemen zal komen (te weinig liquide middelen om uit te keren aan klanten). Daarnaast lopen levensverzekeraars, anders dan banken, niet het risico op een zogeheten ‘bankrun’. Zij hebben langjarige contracten met hun klanten die klanten niet kosteloos kunnen opzeggen.
Lijfrentepolis/kapitaalverzekering bij failliete levensverzekeraar
Als de levensverzekeraar failliet gaat, heeft de polishouder een voorkeurs (preferente) vordering op de boedel zo groot als de tot dan toe opgebouwde aanspraken. Als er te weinig geld in de boedel aanwezig is, bestaat de kans dat de curator niet de gehele vordering aan de polishouder kan uitkeren. De overheid staat niet garant voor claims die zijn ingediend en niet meer uitgekeerd worden.
Als het vertrouwen van een klant in zijn bank ontbreekt, is het voor deze klant betrekkelijk eenvoudig om over te stappen naar een andere bank. Gebeurt dit massaal, dan ontstaat een zogenoemde "bank run". Zelfs een kerngezonde bank kan door een "bank run" in de problemen komen. Om dit te voorkomen is het depositogarantiestelsel ingevoerd. Het spaargeld van klanten wordt (ook als een bank failliet gaat) gegarandeerd tot een bepaald maximumbedrag.
De aard van het verzekeringsbedrijf is wezenlijk anders. Levensverzekeraars sluiten over het algemeen langlopende contracten met hun klanten en het uitkeringsmoment is afhankelijk van een bepaalde gebeurtenis. Het tussentijds beëindigen van een levensverzekering, kost doorgaans geld. Dit maakt het voor klanten minder aantrekkelijk om tussentijds van verzekeraar te veranderen. Een ‘run’ ligt daardoor minder voor de hand. Daarom kent de verzekeringsbranche geen garantieregeling.
Gaat een verzekeraar failliet, dan zorgt de huidige voorrangsregeling (preferente vordering van polishouders) ervoor dat polishouders een bedrag terugkrijgen dat een percentage is van hun aanspraak op de verzekeraar. Dit kan meer zijn dan de huidige € 100.000 bij de depositogarantieregeling voor banken.
Publicaties van het Verbond
Publicaties van anderen