Skip to Content

Naar eigen zeggen houdt ze zich bij het Alternatief VoorVakbond bezig met de ‘moderne’ sociale zekerheid. “Onze sociale zekerheid is me zeer dierbaar, maar die is nog te veel ingericht naar hoe we vroeger leefden en werkten. We gaan in ons pensioenstelsel nog steeds uit van werknemers die veertig jaar bij hetzelfde bedrijf werken, terwijl dat allang niet meer zo is. Ik ken bijna niemand, onder de 55 jaar, die niet eens als zzp’er heeft gewerkt of van baan is gewisseld. Ook combineren veel mensen een baan en zijn zowel zzp’er als werknemer, maar onze sociale zekerheid volgt die levensloop niet en dat wringt.”

Pijnlijk
Mei Li Vos, die tot maart 2017 in de Tweede Kamer zat voor de PvdA, vindt dat de tijd nu echt begint te dringen. Sterker nog, ze noemt de huidige pensioendiscussie “pijnlijk”. “Toen mijn vriend studeerde eind jaren tachtig schreef hij al over pensioenproblemen. We weten ook al vanaf de jaren tachtig dat we ons pensioenstelsel moeten aanpassen. Het enige dat tot nu toe is gebeurd, is het verhogen van de AOW-leeftijd, maar daar krijgen we geen duurzaam en modern pensioen mee. Mijn collega (en voorzitter van het AVV) Martin Pikaart noemt ons stelsel inmiddels een piramidespel. Jongeren leggen genoeg in, maar ze moeten maar afwachten of er straks nog wat in zit.”

Rol AVV
De rol van het AVV is beperkt en dat realiseert Vos zich als geen ander. “Wij zitten niet aan de onderhandelingstafel, zoals het FNV dat wel zit. Wij proberen via de lobby en met gesprekken de rest van Nederland wakker te schudden. Ik hoop ook echt dat dit kabinet durft te kiezen.”

En hoewel ze optimistisch is, vindt ze het ook “cynisch” dat heel Nederland wacht op twee partijen, de FNV en VNO-NCW. “Alsof zij beiden werkend Nederland vertegenwoordigen.”
Vos benadrukt dat de meeste werkgevers in Nederland mkb’ers zijn en “die zitten daar niet aan tafel”. Net zoals de jongeren in haar ogen slecht vertegenwoordigd zijn. “De FNV heeft dan wel één miljoen leden, maar daar zitten weinig jongeren en veel ouderen bij. Iedereen weet dat jongeren anders in de pensioendiscussie zitten dan ouderen. Ik vind het raar dat één vakbond de sleutel in handen heeft, terwijl het ons allemaal aangaat.”
Dat kan ook anders, benadrukt ze. “Wij zitten nu een jaar aan de pensioentafel voor de detailhandel en hebben al bereikt dat de sectorale sociale partners het voortouw nemen voor een nieuwe pensioenregeling, in plaats van het pensioenfonds. Alle sociale partners in die sector waren het daarmee eens. Als wij daar niet aan tafel hadden gezeten, had het initiatief nog steeds bij het bedrijfstakpensioenfonds gelegen.”

Democratie
Vos wacht met smart op Prinsjesdag, maar hoopt dat ze toch nog net daarvoor verrast wordt met “een goede deal”. “Misschien gaat Han Busker ons wel verrassen of blijkt ineens dat Hans de Boer toch luistert naar het mkb. Ik ben positief gestemd en verwacht dat de polder eruit gaat komen. Ik hecht ook aan de polder, die uniek is in de wereld, maar dan moet de polder wel laten zien dat ze ook in de 21e eeuw alle werkenden vertegenwoordigt. Dat doen ze als ze met een goed voorstel komen. Dat kan ook. Individuele pensioenpotjes klinken misschien niet solidair, maar in die potjes zit wel degelijk de sleutel voor solidariteit, die recht doet aan de nieuwe realiteit van werk. Met die potjes delen we immers de essentiële risico’s: tussen de lang- en de kortlevenden en tussen jong en oud.”

Tweede Kamer
En als het voorstel voor Prinsjesdag uitblijft, wat dan? “We leven in een democratie, dus wat mij betreft bedanken we dan de polder op dit onderwerp en laten we de Tweede Kamer beslissen. Dan mag het parlement zeggen wat er met de tweede pijler gebeurt. We wachten al sinds 2010 op de polder en zijn intussen drie kabinetten verder. Inmiddels is de wet Verbeterde Premieregeling ingevoerd en als we daarnaast zorgen dat alle pensioenen fiscaal hetzelfde worden behandeld, zijn we er ook. Linksom of rechtsom moet ons pensioenstelsel duurzamer worden en met zijn tijd meegaan. Dat vond ik al toen ik nog Kamerlid was en dat vind ik nu nog steeds. Het wordt wel eens tijd.”