Skip to Content

1. Nederland heeft wereldwijd nog steeds een van de beste pensioenstelsels, waarom moet het toch op zijn kop?

“Het stelsel wordt niet compleet op zijn kop gezet. Er moeten alleen wat zaken worden aangepast, omdat ons huidige stelsel niet meer past bij deze tijd. Mensen wisselen vaker van baan. Of ze beginnen als zelfstandige. Het is niet meer vanzelfsprekend dat iemand dertig jaar of nog langer bij dezelfde werkgever werkt, terwijl ons pensioenstelsel daar nog wel vanuit gaat. Daarnaast is ons pensioen te kwetsbaar gebleken. Er wordt vaak een belofte gedaan over het pensioen en dat blijkt dan later niet haalbaar te zijn. En ten slotte is er steeds vaker discussie tussen pensioendeelnemers wie er recht heeft op welk deel van de gezamenlijke pot. Simpel vertaald maken we de overstap van een gezamenlijke pot naar een meer individuele regeling, zodat ons pensioenstelsel betaalbaar blijft en minder kwetsbaar wordt voor toekomstige generaties.”

2. Wat zijn de belangrijkste veranderingen ten opzichte van het huidige pensioenstelsel?

“In het nieuwe stelsel gaat iedereen pensioen opbouwen via een zogenoemde premieregeling. Pensioenverzekeraars en premiepensioeninstellingen (ppi’s) werken al met die premieregelingen, maar nu moeten ook pensioenfondsen overstappen naar een andere regeling. Het pensioen wordt daardoor beweeglijker. Als de economie goed draait, gaat de pensioenuitkering omhoog. En als het economisch wat slechter gaat, bouw je minder op. Overigens neemt die beweeglijkheid af naarmate je ouder wordt. Als je jong bent, is er immers nog tijd en ruimte om eventuele tegenvallers in de beleggingen op te vangen, maar naarmate je ouder wordt, is het belangrijk om meer op safe te spelen. Laatste belangrijke punt is dat de pensioenpremie straks voor iedereen gelijk is.”

Daan Schmitz

3. Wat blijft wel behouden in het nieuwe stelsel?

“De sterke punten van ons pensioenstelsel blijven overeind. Zo regelen we ons pensioen straks nog steeds samen. Dus met werkgevers, werknemers en de overheid. Iedereen blijft AOW opbouwen en miljoenen werkenden bouwen nog steeds een pensioen op bij hun werkgever. Via een pensioenfonds, een premiepensioeninstelling of een verzekeraar. Ook de solidariteit blijft hoog in het vaandel staan, doordat we risico’s met elkaar blijven delen. Zo krijgen nabestaanden een pensioen als hun dierbare overlijdt, blijf je pensioen ontvangen als je heel erg oud wordt en delen we samen het arbeidsongeschiktheidsrisico. Omdat we collectief beleggen en de uitvoering op het niveau van de werkgever organiseren, blijven de kosten bovendien laag.”

4. Wat zijn de grootste uitdagingen voor werkgevers die hun pensioenregeling bij verzekeraars of premiepensioeninstellingen hebben ondergebracht?

“Er zijn nog wel enkele aandachtspunten. Ik zal er drie noemen. De grootste uitdaging is de transitie naar een leeftijdsonafhankelijke premie. Werkgevers moeten samen met de werknemersvertegenwoordiging afspreken of alle werknemers overstappen op die leeftijdsonafhankelijke premie, of dat ze gebruik maken van het overgangsrecht. Als wordt overgestapt op leeftijdsonafhankelijke premies, dan moeten deelnemers worden gecompenseerd voor mogelijke verliezen. Wij zijn bang dat deelnemers in dat geval vooral buiten de pensioenregeling worden gecompenseerd, bijvoorbeeld in salaris. Het zou goed zijn als dat nog wordt gewijzigd, zodat compensatie zoveel mogelijk binnen de pensioenregeling plaatsvindt."

"De grootste uitdaging wordt de transitie naar een leeftijdsonafhankelijke premie"

"De tweede uitdaging betreft het nabestaandenpensioen. De wet kent enkele overgangsmaatregelen om te zorgen dat risico’s worden verminderd bij het einde van het dienstverband. Om die overgangsmaatregelen goed te kunnen uitvoeren, is het noodzakelijk dat uitvoerders informatie krijgen van het UWV, maar dat is nog niet opgenomen in het wetsvoorstel. Volgens ons moet dat wel gebeuren.
Het derde aandachtspunt is dat het onzeker is of alle elementen van de wet al kunnen worden uitgevoerd in 2023. Zeker als pas later dit jaar duidelijk wordt hoe de definitieve wet eruit komt te zien. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vormgeving van keuzebegeleiding, het vaststellen van de risicohouding en het aanbieden van pensioenregelingen aan bedrijven die nu nog geen pensioenregeling hebben (de zogenoemde witte vlekken). Het zou beter zijn als deze elementen een jaar later, in 2024, in werking treden.”

5. Het wetsvoorstel ligt nu bij de Tweede Kamer. Hoe ziet het verdere proces eruit?

“De leden van de Tweede Kamer gaan zich over het wetsvoorstel buigen en intussen wordt ook de lagere regelgeving nader uitgewerkt. Diverse partijen, waaronder het Verbond van Verzekeraars, maar ook burgers en andere maatschappelijke organisaties krijgen vier weken de tijd om op die concepten te reageren. Als de Tweede Kamer het wetsvoorstel vervolgens heeft aangenomen, moet daarna de Eerste Kamer ook nog akkoord gaan. Verwacht wordt dat de regels vanaf 1 januari 2023 gelden. Zodra de wet definitief is, kunnen werkgevers en werknemers afspraken maken waar ze hun toekomstige pensioenregeling willen onderbrengen, hoe ze de overgang naar het nieuwe stelsel gaan inkleden en hoe ze, als dat nodig is, eventuele compensatie willen regelen. Verzekeraars en premiepensioeninstellingen kunnen dan ook hun nieuwe pensioenproducten gaan ontwikkelen. Als alles volgens plan verloopt, hebben wij allemaal voor 1 januari 2027 een nieuwe pensioenregeling, maar de verwachting is dat een groot deel van de werkgevers die hun regeling nu al bij verzekeraars en premiepensioeninstellingen hebben ondergebracht al eerder zullen overstappen naar het nieuwe stelsel.”

Meer lezen over de Wet toekomst pensioenen? Lees onze eerdere 5 vragen aan Daan Schmitz. Of kijk op de website van de overheid.