Theo Kocken is hoogleraar Risicomanagement aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en was tot vorig jaar CEO (en oprichter) van Cardano. Begin vorig jaar heeft hij zijn aandelen verkocht, maar is wel voorzitter van de Raad van Commissarissen van Cardano Development gebleven. Dat is een onafhankelijke stichting die ondernemers en huishoudens in ontwikkelingslanden weerbaar wil maken tegen grote financiële risico’s. “Hier is het nu goed geregeld, maar de finance in ontwikkelingslanden, waaronder het pensioensparen, kan nog wel wat hulp gebruiken”, meent Kocken.
Theo Kocken (Foto: Ivar Pel)
De polder
In een eerder interview voorzag hij dat “de polder niet met een oplossing zou komen voor ons pensioenstelsel”. De vraag of de polder hem heeft verbaasd, kan dus niet uitblijven. “Absoluut. Alle respect voor de vakbonden en andere sociale partners. Zelfs een paar maanden voordat het Pensioenakkoord tot stand kwam, zag het er helemaal niet naar uit dat ons pensioen voortaan in een premieregeling zou worden gegoten. De oude retoriek regeerde toen nog en de komst van de nieuwe wet heeft mij dus zeker positief verbaasd. Gelukkig zat ik fout met mijn sombere inschatting.”
Van DB naar DC
Kocken staat bekend als een groot voorstander van risicomanagement dat is gebaseerd op verschillende scenario’s en zich bovendien snel kan aanpassen. Hij is dan ook in zijn nopjes met de nieuwe wet. “Pensioen gaat over toezeggingen op de lange termijn. Niemand weet wat de levensverwachting is over zeventig jaar en wat de rendementen of de rente tegen die tijd doen. Je kunt dus ook niet tegen mensen zeggen: ‘u krijgt zoveel’, want je weet simpelweg nu niet wat je over zeventig jaar kunt betalen.”
Het zogenoemde defined benefit-systeem (zie kader) is rond de eeuwwisseling al onhoudbaar geworden, benadrukt Kocken. “Verandering kost altijd meer tijd dan je zou willen, maar het is goed dat we nu allemaal overstappen op premieregelingen. Je kunt die lange-termijnrisico’s niet meten met kansverdelingen en een pensioeninkomen beloven. Daar is de wereld veel te onzeker voor.”
Begrippenlijst
De afkorting FTK staat voor het Financieel Toetsingskader, een verzameling van (reken)regels voor pensioenfondsen die collectief risico delen (DB/CDC, zie onder). Het FTK is vastgelegd in de Pensioenwet.
Een PPI is - naast verzekeraars en pensioenfondsen - een derde soort pensioenuitvoerder. Premiepensioeninstellingen bieden premieregelingen aan met individuele beleggingsmogelijkheden en dragen zelf geen biometrische risico’s. Dat zijn risico’s die verband houden met overlijden, arbeidsongeschiktheid en levensverwachting.
DC is een pensioen op basis van beschikbare premie, ook wel defined contribution genoemd. Werkgever en werknemer maken afspraken over de premie en op basis van die ingelegde premie en het rendement op beleggingen bouwt een werknemer pensioenvermogen op. Vlak voor de pensioendatum wordt dat omgezet in (verwacht) pensioeninkomen. Het pensioenvermogen wordt in het nieuwe stelsel collectief belegd.
DB staat voor defined benefit, waarbij een pensioeninkomen nu al wordt toegezegd op basis van het salaris, het aantal dienstjaren en het opbouwpercentage.
Solidariteitsreserve
De nieuwe Wet toekomst pensioenen past helemaal bij de visie die Kocken heeft op onze oudedagsvoorziening. “Maar dat wil niet zeggen dat die wet perfect is”, benadrukt hij. “Rendement en onzekerheid kun je niet delen, maar het lang-leven risico wel. In het vorige stelsel wilden we alle risico’s delen, maar dat is (gelukkig) afgeschaft. Onbeperkt risico’s doorschuiven kan immers leiden tot dubbel-pech generaties, want we weten niet of het in de toekomst nog erger wordt.”
In het nieuwe stelsel wordt daarom een solidariteitsreserve geïntroduceerd. Deze mag maximaal vijftien procent van het totale vermogen bedragen en jongeren stoppen maximaal tien procent van hun premie en van hun overrendementen in de reservepot. Volgens Kocken blijkt uit diverse onderzoeken dat dat wel eens kan oplopen tot dertig procent van het vermogen van jongeren, dat dan als een soort pay-as-you-go wordt doorgeschoven naar als ze ouder zijn.
“Maar wie weet zitten ze dan helemaal niet meer in het fonds”, zegt hij licht cynisch. “Dat is hetzelfde probleem als de doorsneepremie in het oude stelsel en daar wilden we nou juist zo graag vanaf. Op die solidariteitsreserve zouden van mij wel restricties mogen komen. Ik had zelf liever maximaal vijf procent van de premie en het rendement in die reserve gestopt.”
"Op die solidariteitsreserve mogen van mij wel restricties komen"
Kosten en efficiency
Of de wet straks ook zorgt voor minder kosten en dus meer efficiency, moet volgens Kocken allemaal nog blijken. “Er komt straks eerst een overgangsfase (van 2023 tot 2027). In die periode zullen sommige fondsen in een sterfhuisconstructie de bestaande afspraken afbouwen, terwijl iedereen in een nieuwe regeling moet gaan opbouwen. Sommige uitvoerders zullen dus twee regelingen naast elkaar uitvoeren. Ik verwacht dan ook dat het pensioenstelsel door die overgang nog zeker tien jaar een druk op de kosten zal voelen.”
Hij vindt het moeilijk te voorspellen, maar noemt het proces bij een verzekeraar of een premiepensioeninstelling (ppi) in ieder geval wel simpeler. “Een deelnemer bouwt pensioen op en die opbouw wordt omgezet in een vaste of variabele uitkering. Op dit moment is die vaste uitkering vrij ‘duur’, maar dat heeft vooral met de lage rente te maken, niet met de uitvoeringskosten. Een ppi kan zelfs vrij goedkoop zijn, omdat de eenvoud de kosten laag houdt.”
Lastige vergelijking
De vergelijking tussen verzekeraars en pensioenfondsen noemt Kocken “sowieso lastig”. “Ik denk dat pensioenverzekeraars over het algemeen efficiënter zijn geworden in de loop der jaren. Dat heeft er onder meer mee te maken dat ze een conservatieve beleggingsstrategie hanteren die beperkte uitvoeringskosten met zich meebrengt. Maar je kunt verzekeraars niet zomaar als goedkoper of duurder bestempelen dan pensioenfondsen. Het kostenniveau is namelijk altijd afhankelijk van het product dat je kiest. Als je voor een flexibele premieregeling kiest met een variabele uitkering, heb je een totaal ander product dan wanneer je een vaste uitkering wilt. De kosten zijn dan verschillend, maar het is ook appels met peren vergelijken.”
"Het kostenniveau is altijd afhankelijk van het product dat je kiest"
Voordeel voor verzekeraars?
Tijdens het gesprek benadrukt Kocken een paar keer het belang van een premieregeling voor een goed en eerlijk pensioen. Hij noemt het zelfs “een verademing” dat we allemaal moeten overstappen van een DB-systeem (“dat altijd teveel beloofde”) naar een DC-regeling (zie ook begrippenkader). En omdat verzekeraars al sinds jaar en dag een DC-regeling uitvoeren, rijst de vraag of ze daarmee een voorsprong hebben op andere aanbieders? “Ik durf daar niet teveel over te zeggen, want dat is koffiedik kijken. Maar zeker is dat pensioenfondsen worden verplicht om over te stappen naar een premieregeling. Het ironische daarbij is dat een fonds straks, als ze zelf een vaste uitkering willen aanbieden in de Flexibele Premieregeling, volgens de regels van het Financieel Toetsingskader (zie kader) moeten opereren. En de beleidsmakers wilden juist koste wat het kost van dat FTK af.”
Financieel Toetsingskader
Het wordt volgens Kocken te ingewikkeld om die regels tot in detail uit te leggen, maar het stelt pensioenfondsen wel voor een aantal keuzes, bijvoorbeeld of ze voor een solidair contract moeten kiezen of voor een flexibele regeling. “In het laatste geval is het de vraag of ze die regeling zelf uitvoeren of onderbrengen bij een ppi of een verzekeraar. Pensioenfondsen die de lastige FTK-regelgeving beu zijn, kunnen voor een verzekeraar kiezen om de vaste uitkering aan te bieden. Ik zeg altijd dat je niets moet voorspellen, maar ik denk dat de markt voor verzekeraars in ieder geval niet kleiner zal worden. Eén ding is namelijk wel zeker: pensioenfondsen móeten bewegen!”
Deel 2 van de serie over de Wet toekomst pensioenen verschijnt op 2 juni.