Econoom Mathijs Bouman is een van de keynote speakers tijdens het Jaarevent 2020 van het Verbond van Verzekeraars, dat als thema Groei heeft meegekregen. Iedereen die in de zaal zit om van Bouman te horen wat zijn belangrijkste boodschap is, komt van een koude kermis thuis. “Ik ga verzekeraars toch niet vertellen wat ze moeten doen. Dat weten ze zelf wel. Ik kan hooguit wat handvatten meegeven en vertellen dat het feestje bijna voorbij is.”
Op de dag dat het interview plaatsvindt, benadrukt DNB-president Klaas Knot op de radio dat de economische schade van het coronavirus nu al de schade van de Sars-uitbraak overtreft. Bouman lacht. “Die voorspelling had ik ook wel aangedurfd. Zeker als we nu terugkijken naar de economische gevolgen van de Sars-uitbraak, dan vielen die reuze mee. We hebben te maken gekregen met een half procent lagere groei wereldwijd, die in de tweede helft van 2003 weer grotendeels is ingehaald. Dat is het voordeel als je een jaar slecht begint, dan kan een lage groei zomaar weer omslaan.”
Dit is het negende gesprek in een reeks van interviews met een belangrijke stakeholder over een actueel thema. In deze In gesprek met … komt Mathijs Bouman aan het woord.
Bouman is econoom en heeft de centrale banken, die zeggen niks te kunnen doen tegen de lage rente, wel eens vergeleken met ouders die tegen hun kind zeggen: doe je jas uit, anders heb je er buiten niks aan. “Dat is hetzelfde als een brandweer die al staat te blussen voordat het huis in brand staat. Ik vind het puur onzinnig en vind de rente nu veel te laag, maar áls de economie omslaat, hebben we ’m maar vast, die lage rente. Het stimuleren van het monetaire beleid is met andere woorden al in werking gezet.”
Mathijs Bouman (1966) is een van de sprekers op het jaarevent 2020 van het Verbond, dat gaat over Groei. Eerdere interviews in deze reeks zijn verschenen met Catelijne Muller (over AI), Margot Ribberink (over het weer), Brenno de Winter (over ICT-beveiliging), Mireille Hildebrandt (over Big Data), Marjolein ten Hoonte (over de arbeidsmarkt), Hans de Moel (over het klimaat), Theo Kocken (over pensioen) en Edgar Karssing (over solidariteit).
“Ik zou het tot nu toe zeker niet komisch willen noemen, maar de risico’s zijn – op het coronavirus na – niet minder geworden. We staan er economisch best goed voor, maar al met al gok ik dat het een matig jaar wordt.”
“We hebben te maken met de nasleep van de handelsoorlog, waar vooral de Duitse industrie veel last van heeft gehad. Daarnaast kan de Brexit, die 2019 zo komisch maakte, nog steeds in een no-deal eindigen. En dan gaat het tot slot ook niet zo goed in onze grootste economie van de wereld: China. Dat coronavirus krijgen ze er gratis bij.”
“Als het in China even niet goed gaat, groeien ze geen zes, maar vier procent. Probleem is dat onze wereldeconomie verslaafd is geraakt aan de Chinese handel. Het grootste deel van de economische groei komt voor rekening van China, dat momenteel zo’n vijftien tot twintig procent van de wereldeconomie uitmaakt. Onder Sars, in 2003, was dat nog vier procent.”
“De ziekte zelf is heftiger, besmettelijker en heeft nu al meer doden tot gevolg gehad, maar buiten dat blijven we de effecten ook veel langer voelen. Als corona voorbij is, krijgen we te maken met schepen die niet in februari zijn vertrokken, waardoor bedrijven niet aan hun leveringsverplichtingen kunnen voldoen. Onze productieketens zijn ontzettend kwetsbaar geworden voor dit soort aanbodschokken. Ik vergelijk het wel eens met een snelweg. Zolang iedereen 130 op die snelweg aanhoudt, rijdt het lekker door. Maar als de voorste remt, heeft de achterste er het meeste last van. Doordat onze productieketen is verspreid over de hele wereld, zijn we erg afhankelijk geworden. Als er één uitvalt …”
“Heb je al naar een mondkapje gezocht? Nee, dat is flauw, maar je zult merken dat er straks weinig voorjaarscollecties te koop zijn en er geen gietertjes bij de Action liggen die uit China moeten komen.”
Het coronavirus hoeft niet meteen tot een recessie te leiden
“Ik hoef niet zo nodig gelijk te krijgen. En het coronavirus hoeft niet meteen tot een recessie te leiden of een nieuwe crisis te veroorzaken, maar we moeten het wel nauwlettend in de gaten houden. Het is niet voor niets dat de WHO (Wereld gezondheidsorganisatie) waarschuwt dat landen niet overspannen moeten reageren en geen nutteloze maatregelen moeten nemen. De grenzen dichtgooien of geen handel meer willen bedrijven met Italië helpt niet. Dat is nu het grootste risico voor de economie, overdreven maatregelen nemen die nergens goed voor zijn. We moeten doen wat nodig is, maar niet meer dan dat.”
“Gewoon genieten. Het gaat fantastisch. We hebben veel te weinig mensen en veel te veel banen. Dat is een stuk fijner dan het omgekeerde. Maar, als je als bedrijf wilt groeien en nu al te weinig mensen hebt, heb je wel een probleem. Het idee dat er nog veel geschikte mensen rondlopen die je zomaar kunt werven door een vacature te plaatsen, is in veel sectoren een utopie geworden.”
“Ongeschikte kandidaten zoeken en die zelf opleiden. Dat doen de verstandige bedrijven. De niet-verstandige blijven boos met hun armen over elkaar zitten. Overigens kun je ook kijken naar de mogelijkheden bij bestaand personeel. Misschien kun je mensen wel verleiden om meer te gaan werken. Een halve of hele dag extra per week lost al veel op. En misschien moet je daar je kantoortijden voor veranderen. Werkgevers moeten leren meer te denken vanuit de werknemer. Het hele idee van klantbelang kunnen ze vergeten. De klant mag blij zijn als er iemand is die de telefoon wil opnemen. Het personeel is koning en dat betekent meer loon, betere arbeidsvoorwaarden en meer flexibiliteit. Het is echt een kwestie van pamperen die handel. Zorg ervoor dat jonge mensen hun gezin beter met het werk kunnen combineren en ouderen langer bij jou kunnen blijven werken, bijvoorbeeld door demotie. En, last but not least, zet ook technologie in, zodat mensen hun werk langer kunnen volhouden. Oplossingen te over, maar ik geef het toe: dat is wel kostbaar.”
“Klopt. Dat vind ik nog steeds. Je moet als onderneming je mensen beter benutten, maar ook de productiviteit verhogen. In Nederland blijven wij achter. We investeren te weinig in nieuwe technologie en ik snap dat niet zo goed. Een robot gaat echt geen banen opeten.”
“Het vorige kabinet heeft daar wel wat steken laten vallen. Asscher waarschuwde zelfs, samen met de vakbonden, voor werkloosheid door robotisering, maar dat is echt een misvatting. Robotisering gaat heel langzaam en bovendien lopen wij ook nog eens achteraan. Onze productiviteit stijgt amper meer en nu de mensen op zijn, kunnen we niet meer groeien. Robotisering kan een oplossing bieden voor die krapte op de arbeidsmarkt, maar de investeringen die nu worden gedaan, zitten meer in gebouwen dan in nieuwe technologie. Dat is jammer, want op een gegeven moment hebben we toch echt een nieuwe schep, een nieuwe hark, een nieuwe trekker of een nieuwe robot nodig om vooruit te komen.”
“Ook het huidige kabinet is niet eenduidig in zijn standpunten. De een is voor en ziet kansen, maar een ander weet het niet zo goed en vindt het vooral eng. Het is vlees noch vis. En ik wil niet meteen pleiten voor allerlei stimuleringsfondsen, maar een beetje steun vanuit de overheid en politiek kan geen kwaad. Misschien moet het kabinet bedrijven die hun nek uitsteken en nieuwe technologie ontwikkelen wel een beetje voortrekken.”
“In Nederland is er maar één en dat is ASML. Zij doen alles goed en combineren een waanzinnig hoge technologie met een goed personeelsbeleid. Ze zijn volledig geautomatiseerd en gerobotiseerd, maar elk jaar werken er meer mensen, die er toch weer met een schroevendraaier achteraan lopen.”
Een robot gaat echt geen banen opeten
“Bedrijven en sectoren die investeren in technologie, groeien ook in werkgelegenheid. Laat ik het zo zeggen: dat is geen toeval.”
“Ondernemers zijn voorzichtig geworden, na twee recessies. En op zich snap ik dat ook wel, maar als je kijkt naar de omstandigheden - een groot tekort aan (goed) personeel, economische groei en een extreem lage rente – snap ik er geen hout van. Als je nu niet investeert, wanneer dan wel?”
“Ik wil het wat breder trekken. De financiële sector staat voor een grote taak. Zij moet immers die robotisering voorfinancieren. Een fabriek die tien mensen in dienst heeft, moet wat aan zijn cashflow doen. Diezelfde fabriek die besluit om tien robots te kopen, moet het geld ineens aan de robotfabriek betalen. Dat is veel kapitaalintensiever en leidt dus automatisch tot een grotere rol voor de financiële sector. Een robot wil zijn salaris voor zijn hele leven als het ware vooraf.”
“Verzekeraars hebben zelf ook last van de tekorten op de arbeidsmarkt. Zij moeten vooral hun personeelsbestand vernieuwen. Minder uitvoering, meer deskundigheid. Dat is hun grootste zorg. Het is een bizarre spagaat waar de sector momenteel in zit: aan de ene kant moeten er mensen uit, terwijl er aan de andere kant mensen in moeten. Jammer is dat dat niet dezelfde mensen zijn. Het aantal vacatures in de financiële sector is momenteel heel hoog, zeker ten opzichte van het aantal mensen dat er werkt. Misschien moeten ze die kennis wel gewoon inhuren. Of zelf opleiden.”
Als je nu niet investeert, wanneer dan wel?
“Dat weet ik niet hoor, ik vind het altijd zo aanmatigend. Alsof verzekeraars zelf niet weten wat ze moeten doen. Mijn belangrijkste boodschap betreft de economie. Het gaat best goed met de Nederlandse economie, maar we moeten ook uitkijken. Het feestje is bijna voorbij.”
“Verzekeraars hebben het moeilijk. Als ze kansen willen creëren, dan moeten ze zorgen dat ze meer werk gedaan krijgen met hetzelfde aantal mensen. Nederlandse verzekeraars doen het goed, lopen ook vaak voorop, maar het is geen extreme groeimarkt. Ik zie niet zomaar gebeuren dat we en masse naar Mars gaan reizen en allemaal een reisverzekering moeten afsluiten. De marges zijn klein en worden alleen maar nog kleiner. Bovendien liggen aan alle kanten concurrenten op de loer. Dat betekent dat iedere verzekeraar het beter moet doen dan zijn concurrent: een betere dienstverlening leveren tegen lagere kosten. Als je het beter doet dan je concurrenten, kun je ook groeien in een stagnerende markt. Maar dat is niet nieuw toch?”
“Al jaren roept iedereen dat Google, Apple, Amazon en dat soort partijen eraan komen. Ik riep net zo hard mee, maar ik doe het niet meer. Ik zie op dit moment nog geen grote techreuzen die de markt betreden, maar vergis je niet, technologische bedrijven hebben vaak geen winstoogmerk voor dat soort producten. Ze doen het puur voor de data. Dan kan het hard gaan.”
“Hetzelfde als verzekeraars nu al doen: investeren in kunstmatige intelligentie. Via machinelearning en algoritmes kunnen klanten veel sneller worden geadviseerd en bovendien kan de verzekeraar die data ook gebruiken voor andere doelen. Denk aan fraudebestrijding. Een verzekeraar die dat niet doet, kan zijn deuren wel sluiten. Tenzij hij een niche speler is. Als ik aan het roer zou staan, zou ik mensen aannemen die dat goed kunnen, maar eerlijk? Als we het hebben over groei, is de echte elephant in the room natuurlijk het klimaatprobleem. Ik zeg dit niet als heilig boontje, maar het klimaatprobleem is alles overstijgend. Als we over dertig jaar terugkijken naar 2020, hebben we het niet over één of twee procent groei, maar krabben we ons achter de oren wat we hadden moeten doen om het klimaat te redden. Maar ook dat weten verzekeraars beter dan ik.”
(Fotografie: Ivar Pel)
We moeten oppassen. Het feestje is bijna voorbij