Stalbranden houden de gemoederen al langer bezig in ons land. Jaarlijks vinden er gemiddeld zo’n dertig tot veertig stalbranden plaats, waarvan zestien met dierlijke slachtoffers. Het aantal dieren dat omkomt, varieert per jaar, maar bedraagt gemiddeld 143.000 per jaar. Juist die aantallen zijn voor alle betrokken partijen, waaronder het Verbond van Verzekeraars, aanleiding om het Actieplan Stalbranden 2012-2016 op te stellen. Dit actieplan krijgt in 2018 een vervolg, met het Actieplan Brandveilige Veestallen 2018-2022. Het doel is helder: zowel het aantal branden als het aantal dieren dat om het leven komt, moet fors dalen.
Dat doel wordt niet gehaald. Sterker nog, als het aantal stalbranden wordt gecorrigeerd met het afnemende aantal bedrijven, is er zelfs sprake van een stijging.
De Onderzoeksraad ziet van januari 2012 tot en met oktober 2020 in totaal 333 stalbranden, waarvan 151 met dodelijke afloop voor dieren. Bij vijf van deze 333 branden is sprake van (een vermoeden van) brandstichting. Er blijven dus nog 328 branden over, waarvan 149 met dodelijke afloop. Ook bij de branden met dodelijke afloop ziet de raad geen daling.
De cijfers zijn te vinden in het rapport Stalbranden in de veehouderij dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid op 24 maart heeft gepubliceerd. Hoofdvraag van het onderzoek is: hoe kan de kans op een stalbrand worden verkleind en als er toch brand ontstaat, hoe kunnen brandontwikkelingen en gevolgen voor landbouwhuisdieren dan zoveel mogelijk worden beperkt?”
Timo Brinkman: "Het Verbond pleit voor betere regelgeving en meer regie."
Timo Brinkman van het Verbond van Verzekeraars benadrukt in een eerste reactie dat geen enkele agrariër zit te wachten op brand in zijn of haar bedrijf. “Wij zien ondernemers met gevaar voor eigen leven hun dieren in nood redden. Maar helaas zien wij ook dat agrariërs vaak ten onrechte denken dat ze brandveilig ondernemen als ze voldoen aan wet- en regelgeving. Deze gaat echter uit van minimale eisen.”
Het Verbond pleit daarom vooral voor betere regelgeving, onder meer op het terrein van isolatie, compartimentering en perceelbebouwing. “Dan weet iedereen al voor de bouw van een stal waar hij of zij aan toe is en niet pas achteraf, als de verzekeraar in beeld komt. Overigens moeten agrariërs wel worden geholpen om deze maatregelen te kunnen doorvoeren, ook financieel."
Volgens Brinkman is de veehouderij niet geholpen met premieverhogingen of besluiten om bepaalde ondernemingen niet te verzekeren. “Dat helpt niet om de sector brandveiliger te maken. Integendeel. Verzekeraars zetten zich daarom liever in om hun klanten, inclusief de aanwezige dieren, te helpen bij het brandveiliger maken van hun bedrijf. Door persoonlijke adviezen te geven en preventievoorwaarden op te nemen.”
In het onderzoeksrapport is ook een hoofdstuk gewijd aan de oorzaken van stalbranden. In grofweg de helft van het aantal gevallen is de brandoorzaak niet bekend. “Dat is en blijft een heikel punt”, vertelt Brinkman.
Reden voor het Verbond om samen met Brandweer Nederland en Stichting Salvage aan een betere registratie van stalbranden te werken, zodat niet alleen aantallen worden bijgehouden, maar ook de oorzaken beter in kaart kunnen worden gebracht. Brinkman benadrukt dat het Verbond in het afgelopen jaar een dashboard heeft gemaakt, waarin de data van Brandweer Nederland, Stichting Salvage én bijna alle brandverzekeraars wordt gecombineerd. "Hiermee willen we de komende jaren een flinke verbeterslag maken. Aan de andere kant moeten we ook constateren dat we nooit alle oorzaken zullen weten. Zo zijn er veel branden die eindigen in een vuurzee, bijvoorbeeld door brandbare isolatie. Dan blijft er te weinig of niks over om gedegen onderzoek op uit te voeren. Helaas!"
Jan Kole: "Ik snap er niks van dat de overheid het Bouwbesluit niet allang heeft aangepast."
Hij is blij met het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, omdat daarmee het vizier weer eens wordt gericht op stalbranden. Tegelijkertijd vraagt hij zich af waarom de Raad niks zegt over de brandbare isolatiematerialen die nog steeds worden toegestaan in stallen. “We dweilen met de kraan open.”
Jan Kole werkt als manager Acceptatie bij De Zeeuwse Verzekeringen en is lid van het platform Agrarisch van het Verbond van Verzekeraars. Hij maakt van zijn hart geen moordkuil en benadrukt dat hij ‘geen enkele boer kent die een brand in zijn stal(len) wil’. “De bewustwording om brandveiligheid hoog op de agenda te zetten, is de laatste jaren fiks toegenomen.”
Jaarlijks vinden er tientallen stalbranden in ons land plaats. En hoewel elke brand er één te veel is, noemt Alfred Jansen, tot voor kort bestuurder van LTO Nederland, nul niet realistisch. Wat wel realistisch of acceptabel is, had hij graag in het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid gelezen.
Alfred Jansen: "In het rapport wordt niet verteld hoe het ook kan. Jammer!"
Varkenshouders Peter Daandels en Gert-Jan van Bergen hebben bij de bouw van hun stallen brandwerende maatregelen genomen. Zo hebben zij onder meer gekozen voor staldaken die worden geïsoleerd met glaswol, een onbrandbaar materiaal.
Een brand, die mogelijk is ontstaan door een defect in de ventilatie, heeft daardoor geen vat kunnen krijgen op de stallen. “Glaswol valt in de brandklasse A. Dat betekent dat het onbrandbaar is, maar ook niet kan bijdragen aan de verspreiding van brand. Het heeft gewerkt bij het redden van onze varkens en stallen.” Dat vertelde Peter Daandels begin september op de website van Pigbusiness.nl.
De varkenshouder was ronduit geshockeerd over de wilde verhalen die in no time de ronde deden over de stalbrand. “Terwijl wij nog druk bezig waren om onze varkens te redden, circuleerden er al berichten dat er duizenden varkens waren omgekomen. Heel bizar. Uiteindelijk waren het er zes.” Het doet hem pijn dat mensen zomaar wat roepen. “Alsof wij niets om die dieren geven.”
Johan van den Berg: "Een veehouder is boven alles met zijn dieren bezig. Daarom heb ik wel eens moeite met de publieke opinie."
Als hij een gemiddelde schatting moet geven, komt er zo’n dertig keer per jaar een Salvagecoördinator bij een stalbrand. “Alleen als de brandweer denkt dat onze hulp nodig is, krijgen we een oproep. Wij komen dus niet bij alle (stal)branden.”
Johan van den Berg is directeur van de Stichting Salvage. Hij stelt zich van nature bescheiden op en wil ook liever geen uitspraak doen over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. “Wij helpen namens verzekeraars gedupeerden na een brand. En dan alleen als de brandweer daarom vraagt. Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over het rapport.”
Al tijdens het blussen kan de brandweer besluiten dat er een Salvagecoördinator moet komen. De meldkamer van de Stichting Salvage beslist vervolgens, onder meer afhankelijk van de grootte van de brand, welke dienstdoende coördinator er naar toe gaat. “Zeker bij een grote brand kijken we altijd eerst of we iemand beschikbaar hebben die voor die bepaalde situatie over de beste kennis beschikt én op tijd op de plek des onheils kan zijn”, licht directeur Johan van den Berg toe.
De coördinator is maximaal een uur na de melding ter plaatse en meldt zich bij de leidinggevende van de brandweer. Hij laat zich eerst goed informeren. Wat is er gebeurd? Wat is er tot nu toe gedaan? Waar kan ik wel/niet bij? Etc.
Daarna meldt hij zich bij de gedupeerde. Van den Berg: “Soms zit iemand met zijn handen in het haar aan de keukentafel, maar eerlijk gezegd is een agrariër meestal zelf al druk bezig om te redden wat er te redden valt.”
De coördinator is er om hem met raad en daad bij te staan en komt daarom zo snel mogelijk in actie. Moet er een timmerbedrijf komen om schotten te plaatsen? Of een asbestdeskundige om de mate van vervuiling vast te stellen en eventueel het terrein af te sluiten? Of moet er bewaking komen, omdat nieuwsgierige mensen het terrein op kunnen, terwijl er sprake is van een onveilige situatie.
“En uiteraard neemt de coördinator ook contact op met de betrokken verzekeraar”, benadrukt Van den Berg. Een Salvagecoördinator heeft een mandaat tot zo’n 10.000 euro en hoewel hij daar best veel mee kan doen, wil hij ook wel graag weten of er sprake is van dekking. “Als er geen dekking is, lopen de kosten snel op en uiteraard heeft de gedupeerde ook iets over zijn eigen bedrijf te zeggen.”
Op YouTube is een filmpje van een stalbrand te vinden, waarin duidelijk wordt hoe de Stichting Salvage in de praktijk werkt.
Wim van Esch (Achmea): "We blijven werken aan de bewustwording."
De brandveiligheid van stallen houdt hem al langer bezig. “Elk gebouw dat afbrandt, is er één teveel. Als verzekeraar kunnen wij vanaf de tekentafel met agrariërs meekijken. Maar nieuwbouw is slechts een klein percentage binnen onze portefeuille. Als we een verandering bij bestaande stallen willen doorvoeren, kost dat simpelweg veel tijd.”
Wim van Esch is manager Landbouw bij Achmea. Hij pleit voor geduld. “Als we het over stalbranden hebben, dan komen vaak de extremen naar voren. Het zijn een paar stalbranden per jaar die de publieke opinie bepalen. En natuurlijk mogen we verwachten van een agrariër dat hij goed voor zijn dieren zorgt. Daar hoort ook bij dat hij ze beschermt tegen brand. Het gaat om het structureel veranderen van het risico en gedrag van de ondernemer. Dat heeft tijd nodig.”
Wim van Esch (Achmea): "De kans op een stalbrand is klein, maar de impact groot. Elk gebouw dat afbrandt, is er één teveel."