Het interview vindt telefonisch plaats. Al redelijk snel in het gesprek maakt Baadenhuijsen haar excuses. “Sorry als ik niet altijd even scherp reageer. Ik heb dit weekend knallende hoofdpijn gehad. Dat hoort bij mijn aandoening, helaas.”
Baadenhuijsen heeft aniridie, een zeldzame aangeboren oogaandoening. Letterlijk betekent het ‘zonder iris’. Aniridie komt bij één op de 50.000 tot 100.000 mensen voor en houdt in dat de iris geheel of gedeeltelijk ontbreekt. Tot haar twaalfde kan Baadenhuijsen zo’n tien tot twaalf procent zien. Ze kan in de klas de grootletterboeken lezen en het handschrift op het schoolbord nog net ontcijferen. Als ze op 12 mei 1995 in de brugklas van haar middelbare school in Katwijk zit, zijn haar ogen heel rood. Ze heeft hoofdpijn en gaat naar huis. De druk in haar ogen stijgt. Drie weken later is ze blind.
In een gesprek over haar persoonlijke ervaringen, het belang van inclusie en haar workshops, benadrukt ze geregeld hoe het anders, beter kan. “Een werkgever zoekt het liefst naar een schaap met vijf of zes poten. Zoek eens naar een schaap met drie poten. Dan haal je per saldo meer kwaliteit in huis."
"Een werkgever zoekt het liefst naar een schaap met vijf of zes poten. Zoek eens naar eens schaap met drie poten"
Martine Baadenhuijsen richt in 2016 All Inclusive at Work op. Ze geeft praktische workshops over participatie en inclusief werken. Tijdens die workshops laat ze mensen letterlijk ervaren hoe het is om in andermans schoenen te staan.
Ze noemt het vooral van belang om te kijken naar wat iemand nog wel kan. Een positieve insteek dus, maar wel met oog voor de persoon zelf. “Ik kan niet vertellen wat iemand in een rolstoel aan hulpmiddelen nodig heeft. Dat is per persoon verschillend en dat is precies wat wij mensen proberen te leren. Deelnemers aan onze workshops ervaren heel even wat erbij komt kijken als je doof of visueel beperkt bent, maar ook hoe het werkt als je een chronische beperking hebt. Of psychisch beperkt bent. Probeer maar eens het alfabet achterstevoren op te zeggen, terwijl je samen onder tijdsdruk een opdracht uitvoert.”
“Ja en nee. Het is erg dat we er een hot item van moeten maken. En het lijkt er nu wel op dat mensen meer openstaan voor inclusie en ‘we’ niet meer in een hokje worden geplaatst, maar het is wel jammer dat we er zo hard voor moeten vechten. Wij willen ook gewoon meedoen.”
“Inclusie is voor mij dat iedereen zich overal welkom voelt en er geen enkel onderscheid is. Bij een echt inclusieve organisatie hoeft niemand zich buitengesloten te voelen.”
“Diversiteit heeft vooral te maken met de grote diversiteit aan mensen. Gender, huidskleur, geloofsovertuiging, kledingstijl, opleidingsniveau. Al die onderdelen vallen onder diversiteit. Het verschil met een inclusieve organisatie is dat alle mensen zich bij die laatste thuis moeten voelen. Een inclusieve organisatie zet je niet zomaar even neer. Dat vergt veel inspanning en heeft ook te maken met fysieke toegankelijkheid. Of je website toegankelijk is voor iedereen. Maar ook met het aanbod in het bedrijfsrestaurant. Als je daar alleen maar vleesgerechten aanbiedt, ben je niet bepaald aantrekkelijk voor een (aanstaande) collega die vegetariër is. Bij een inclusieve organisatie zijn geen drempels en is er geen schaamte. Zonder inclusief denken en handelen kan een organisatie ook niet divers zijn.”
"Wij willen ook gewoon meedoen!"
“Hooguit een klein beetje. Werkgevers moeten nu soms uit hun comfortzone stappen en verder kijken dan hun neus lang is. Dat is mooi. Maar aan de andere kant zijn en blijven mensen geneigd om vast te houden aan wat ze al gewend zijn. Ze kiezen liever voor het bekende recept. Bovendien denken ze vaak dat iemand met een beperking meer tijd kost. Die gedachte is ongunstig als je ziet hoe hoog de werkdruk nu is. En, eerlijk is eerlijk, soms is de inwerktijd iets langer voor mensen met een beperking. Maar als ze eenmaal zijn ingewerkt, heb je een heel loyale medewerker in huis. En natuurlijk kan niet iedereen op elke plek werken. Ik kan geen buschauffeur worden, om maar wat te noemen, maar er zijn zoveel dingen die ik wel kan.”
“Ik vraag me af of dat al echt goed is doorgedrongen. We spiegelen vaak mensen aan onszelf en willen graag een klik hebben. Maar soms moet je even een drempel over en een gesprek aangaan om erachter te komen of je wel of geen klik hebt. Ik zeg altijd: toon eens lef, ga het gesprek aan en probeer niet voor die ander te denken. Doe ook moeite om te ontdekken welke overeenkomsten jullie hebben en hoe een andere aanpak tot hetzelfde resultaat leidt. Ik hoor steeds vaker dat mensen hun beperking verzwijgen bij een sollicitatie, omdat ze anders toch geen kans maken. En als ze wel kans maken, dan is het omdat een bedrijf meer bezig is met het voldoen aan een quotum dan met de mensen zelf. In de meeste gevallen gaat het om een gecreëerde functie, terwijl mensen met een beperking ook graag een normale werknemer willen zijn. Niemand wil in een hokje worden geduwd.”
“Iets te vaak. Ik zou bijna zeggen dat het een rode draad is in mijn leven. Voor mij werkt dat overigens uitdagend. Ik denk al snel: dat zullen we nog wel eens zien. Het begon al op de lagere school toen er werd getwijfeld aan het niveau van mijn middelbare schoolopleiding, want ik had immers wel een beperking. En toen ik in de brugklas een keer een slecht cijfer haalde, kreeg ik meteen en plein public de vraag of ik niet naar een speciale school moest. Later, op de middelbare school, vond de leraar economie dat ik teveel aandacht vroeg in de klas en teveel vragen stelde. ‘En jij hebt later toch geen economie nodig’, oordeelde zij. Ik vraag me af hoeveel leerlingen uit die klas, net als ik, ondernemer zijn geworden. Als je een visuele handicap hebt, kun je niks bereiken. Dat was de boodschap die bleef hangen. Tijdens mijn studie waren er gelukkig minder vooroordelen, hoewel het vinden van een stageplek voor mij een stuk lastiger bleek dan voor mijn studiegenoten. Een paar keer heb ik, ongeveer een dag voor het gesprek, gemeld dat ik mijn blindengeleidehond mee zou nemen. Twee keer ben ik binnen een kwartier teruggebeld dat ik niet hoefde te komen. Eén keer kwam ik bij een bedrijf en die man zei letterlijk: ik zag net pas dat je blind was, dus ik kon je niet meer afbellen. Wat was ik blij dat ik mijn bekkie bij me had. Laten we even koffie drinken, stelde ik hem voor. Ik ben er nu toch. Na een uur zei die man: er is een wereld voor me opengegaan. Ik wist niet dat dit allemaal kon. Ik heb een hekel aan het woord, maar hij zei letterlijk dat ik hem had geïnspireerd. En ik werd meteen aangenomen.”
"Als je een visuele handicap hebt, kun je niks bereiken. Dat was de boodschap die bleef hangen"
“Absoluut en dat is ook logisch. Ik weet ook niet wat het is om een dwarsleasie te hebben. Of om doof te zijn. Ik heb regelmatig de vraag gekregen: ben je liever blind of doof? En dan antwoordde ik altijd: ‘Ik zou het niet weten!’ Je leert dealen met wat jij op je bord hebt liggen, maar ik zal nooit voor een ander spreken.”
“Zeker. Mijn doel is om de onbekendheid en de onbemindheid weg te nemen. Ik kan mensen niet laten ervaren hoe het is om 24/7, 365 dagen per jaar met een beperking te leven, maar ik kan het ze wel even laten voelen.”
“Niet door iemand in een rolstoel te zetten of een geblindeerde bril op te zetten. De workshop is geen challenge om te ontdekken hoe handig jij bent in het rijden in een rolstoel. En het helemaal donker maken is een te grote verandering om nog mee te kunnen doen. Ik heb in gesprek met veel mensen besproken wat zij ervaren in een samenwerking en ook gevraagd wat collega’s ervaren. Zo kwam ik erachter dat er een grote groep is die allemaal een andere aandoening hebben en die geen acht uur per dag kunnen werken. Zij werken minder of met tussenpauzes. Dat zorgt voor gevoelens bij henzelf, net als bij hun collega’s. Ik heb toen een opdracht bedacht die dit laat ervaren. Het mooie is dat mensen met een beperking vaak veel herkennen in de reacties die daadwerkelijk loskomen in een workshop. Zo leren we wat er nodig is om te werken met mensen met verschillende beperkingen. Als je vragen stelt, weet je dat al een stuk beter. Mijn slogan is altijd: vragen aan is sterker dan denken voor. En als je een beetje weet wat de beperking inhoudt, kun je ook makkelijker bepalen wat iemand nodig heeft. Dat leidt vaak tot praktische handvatten voor beleid of dagelijkse procedures, maar je merkt ook hoe anders iedereen met zijn beperking omgaat. Bij een van de opdrachten wordt iemand vastgezet in zijn stoel. Wat gaat die persoon doen? Heel hard roepen om gehoord te worden? Of kruipt die juist in zijn schulp? Tegelijkertijd kan iemand met dezelfde beperking in dezelfde ruimte wel worden gehoord, misschien zelfs wel worden betutteld door de rest. Wat doet dat met de groep en met alle individuele personen? Je kunt mensen met een beperking niet over één kam scheren. Hoe iemand zijn beperking ervaart, hangt sterk af van de persoon. Dat is in het ‘echte’ leven niet anders.”
"Je leert dealen met wat je op je bord hebt liggen, maar ik zal nooit voor een ander spreken"
“Vaak krijg ik terug dat het mensen frustreert, dat ze zich niet betrokken voelen of dat het bakken met energie kost. Daar word ik dan heel blij van. Want dat hebben mensen met een beperking ook. En die frustraties vertellen juist hoe graag je wel wilt meedoen. Daarnaast krijg ik regelmatig te horen: ‘hé, het zijn net mensen’. Dat is een harde uitspraak en natuurlijk is dat dubbel. Ik sta daar dan ook bij, met mijn beperking, maar het geeft wel haarfijn aan hoe groot de vooroordelen zijn. Mensen realiseren zich niet dat ze morgen op de fiets een ongeluk kunnen krijgen of overmorgen wakker kunnen worden in het ziekenhuis na een hersenbloeding. Het kan iedereen overkomen!”
“Voor iedereen die inclusiever wil werken. In de praktijk zijn dat vaak leidinggevenden en HR-medewerkers, maar de insteek is altijd dat de organisatie inclusiever wil of moet worden. Ooit zei een deelnemer tegen me: ‘ik wist het wel, maar na vandaag geloof ik het pas echt. Ik heb nu gezien wat inclusie doet met een team en een teamproces.’ Want vergis je niet, inclusie gaat niet alleen over jou als persoon. Je kunt met een inclusieve organisatie ook veel beter je klant bedienen. Pas als je mensen met een beperking in je organisatie hebt, weet je of je declaraties werken en of je apps toegankelijk zijn. Je wilt de apps niet tellen die knoppen geen naam geven. Ik krijg dan te horen knop 1, knop 2, knop 3 en knop 4. Wat moet ik daarmee? En het is heel simpel, als bij mijn verzekeraar de app niet goed werkt, ga ik naar een ander. Maar inclusie heeft ook te maken met gedrag. Hoe word ik als klant te woord gestaan? Als ik te horen krijg dat alles per post gaat, kan ik daar niks mee. En als ik dan vraag of ik het per mail mag ontvangen, krijg ik als antwoord dat dat niet mag, omdat dat niet in het script staat. Timmer niet alles zo dicht, denk ik dan. Houd niet altijd vast aan een script op papier, maar denk met een klant mee.”
“Nee, nog niet. Volgens mij zijn ze ook niet zo met inclusie bezig. Zeker in de zorg wordt er vaak ‘naast elkaar’ in plaats van ‘met elkaar’ gewerkt. Er is nog zoveel te winnen als organisaties meer meedenken met hun klanten. Een voorbeeld. Ik mag eens in de zoveel jaar een nieuwe stok aanvragen, maar als jij dagelijks met een stok loopt, doe je daar echt geen jaren mee. Ik wil niet zeggen dat het niks kost, maar 170 euro voor een stok die mijn ogen moet vervangen, is toch geen overbodige luxe?”
"Houd niet altijd zo vast aan een script, maar denk eens wat meer met een klant mee"
“Ik heb als ondernemer te maken met arbeidsongeschiktheid en daar wordt zoveel uitgesloten dat ik daar wel van schrik. Juist voor mensen die willen werken, maar niet aan werk kunnen komen en dan voor zichzelf beginnen, is het ingewikkeld. Dat voelt niet altijd goed. Daarnaast zou ik verzekeraars met klem willen aanraden om goed te kijken naar hun communicatie en de digitale toegankelijkheid. Kan iedereen zijn declaraties indienen? Hoe begrijpelijk communiceer je met klanten? En hoe begrijpelijk zijn jouw brieven? Kunnen klanten alleen bellen? Of ook chatten?”
“Als je een diverse organisatie wilt creëren, móet je wel inclusief zijn. En dan moet je dus aan de bak. Inclusie is een volledig pakket. Het vergt investeringen en je moet er constant mee bezig zijn. Het ontwerpen van een toegankelijke website bijvoorbeeld is leuk, maar deze moet wel worden onderhouden. En doe vooral niet wat jij denkt dat goed is, want dan sla je de plank vaak mis. Hoe dat precies zit, ervaar je in de workshop. Je begrijpt dan een stuk beter waarom het belangrijk is om mensen met ervaring erbij te betrekken. Zij weten waar het over gaat, stel hen de vragen. Dan neem je ze ten minste serieus. Soms zie ik vacatures, waarin duidelijk wordt vermeld dat in het kader van de Participatiewet vooral mensen met een beperking worden uitgenodigd om te solliciteren. Dat klinkt meer als een moetje dan als intrinsieke motivatie. Vaak reageren mensen niet eens op zo’n vacature. Vertel liever waarom jij het belangrijk vindt om een inclusieve organisatie te zijn. En vertel een verhaal waarin iedereen zich kan herkennen. Ik las pas een stuk over ouderschapsverlof bij de overheid. Dat was duidelijk heel stereotiep geschreven. De man bleef werken en de vrouw wilde met verlof, terwijl wij nou juist aan het kijken waren voor ouderschapsverlof voor mijn man. Vanwege dat soort voorbeelden mag van mij het vooroordeel wel weg dat organisaties denken dat inclusie niks voor hun is. Ik hoor het geregeld: wij hoeven daar niks mee. Laat ik ze uit de droom helpen: iedereen moet er wat mee. En alle verzekeraars die denken dat ze het allemaal al weten, daag ik graag uit: durf te komen en check of je het écht al weet. Ga maar eens in die schoenen staan en oordeel achteraf. Niet vooraf!”
Workshop Naar een inclusieve organisatie met All inclusive at work
Op 9 maart (12:00 tot 17:00 uur) geeft Martine samen met Jiska Ogier een workshop over participatie en inclusief werken. Maar wel op hun manier. Je ervaart letterlijk hoe het is om met een beperking te leven, omdat je (even) in andermans schoenen mag staan.
Nieuwsgierig? Ga naar de eventpagina en schrijf je nu in!
Tekst: Miranda de Groene - Fotografie: Ivar Pel