Een en ander komt aan bod tijdens een kennissessie die medio mei plaatsvond bij het Verbond. Kern van het gesprek is de verzekerbaarheid van sekswerkers. Met als doel om schadeverzekeraars inzicht te geven in de beroepsgroep en het gesprek aan te gaan over de moeilijkheden die sekswerkers kunnen ervaren bij het afsluiten van een schadeverzekering in de reguliere markt.
Tijdens de bijeenkomst blijkt al snel dat onbekend onbemind maakt. Zo stellen ook Isabelle Teunissen vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Bastiaan Schootstra van het Ministerie van Financiën. Teunissen maakt zich binnen haar ministerie sterk voor de verbetering van de sociale en juridische positie van sekswerkers. Ook Schootstra buigt zich over dit dossier. “We signaleren veel onverzekerbaarheid of hoge premies. Sekswerkers die een schadeverzekering, aov of bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering willen afsluiten hebben het lastig. Oorzaak is het gebrek aan kennis over de sector en onbekendheid met de branche. De rol van de overheid is om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om deze groep wel te verzekeren.” De eerste stap hierin is om het SWAD en het Verbond met elkaar in contact te brengen. “Een goede dialoog leidt hopelijk tot een beter begrip voor de sekswerkindustrie.”
Irina Hornstra, sekswerker en betrokken bij de Sekswerk Alliantie Destigmatisering (SWAD), roemt deze houding vanuit het ministerie als een soort ‘postillon d’amour’ tussen het SWAD en de verzekeringssector. Hornstra komt zelf uit de financiële sector en werkt sinds zes jaar als sekswerker. “Het belangrijkste om te weten is dat sekswerk werk is dat het best omschreven kan worden als dienstverlening. Het zijn diensten die seksueel getint zijn, al dan niet met fysiek contact. Er zijn bijvoorbeeld full-service sekswerkers die daadwerkelijk een fysieke interactie hebben met de klant, en er zijn webcam-sekswerkers die dat contact niet hebben.” Hornstra benadrukt dat deze sekswerkers kiezen voor hun beroep. De belangrijkste redenen hiervoor zijn: financieel, passie voor het vak en zelfstandigheid. Sekswerkers werken zowel full- als parttime. “Daarnaast kunnen we onderscheid maken tussen hen die geheel zelfstandig de relatie met de klanten organiseren en hen die dat via een bemiddelaar doen. Voorbeelden van sekswerkers die zelfstandig de relatie met de klanten regelen zijn onder andere hen die achter het raam werken, zelfstandig escort zijn of vanuit huis werken. Daarnaast zijn er dus mensen die werken via een bemiddelaar. Dit kan clubwerk zijn of werken als escort.”
Hornstra benadrukt dat het niet gaat om mensenhandel of uitbuiting. “Om problemen te voorkomen zijn sekswerkers nooit in loondienst. Het kan niet zo zijn dat een exploitant zich bemoeit met de inhoud van het werk en de dienstverlening aan de klant. Dan zou er een gezagsverhouding ontstaan tussen exploitant en sekswerker waarbij de exploitant de sekswerker zou kunnen dwingen tot soorten seksuele dienstverlening waartoe de sekswerker eigenlijk niet bereid is. Dat botst met het recht op fysieke en mentale integriteit waar ieder mens recht op heeft. De aard van de seksuele dienstverlening die een sekswerker aan een klant biedt is en blijft de persoonlijke keuze van elke sekswerker.”
Hornstra deelde ook nog wat cijfers. Zo werken er zo’n 20.000 tot 30.000 mensen als sekswerker, dit is vergelijkbaar met het aantal mensen dat in de verzekeringsbranche werkt. Een raamwerker verdient tussen de 16.000 tot soms wel 70.000 euro of een ton per jaar. Ook in de escort-branche wordt goed verdiend, op jaarbasis verdient een escort ongeveer 30.000 tot 40.000 euro per jaar. “Kortom, het is niet raar om geld te hebben als sekswerkers. We hebben altijd centen en kunnen dus prima een verzekering betalen.”
"We hebben altijd centen en kunnen dus prima een verzekering betalen"
De verzekeringsproblemen treffen niet alleen sekswerkers. Ook mensen die zelf geen sekswerker zijn lopen tegen problemen aan. Wetenschappelijk onderzoeker Joep Rottier is verbonden aan SekswerkExpertise. Dit is een netwerk van ruim veertig (ex)sekswerkers, dienstverleners, belangenbehartigers, medewerkers van Soa Aids Nederland, academici, onderzoekers, juristen en experts op het gebied van prostitutie en mensenhandel. Het is een vereniging waarvan hij bestuurder is. Rottier wilde hiervoor een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afsluiten, maar dat leidde zelfs tot een notering in het verwijsregister. “Na mijn aanvraag kreeg ik een aanvraagformulier dat ik heb ingevuld. Op het formulier stond de vraag of ik of een van mijn medebestuurders weleens aansprakelijk was gesteld. Ik wilde dat even bij mijn collega’s navragen, maar vergat het toen en stuurde het formulier retour zonder de vraag te beantwoorden. Later belde een verzekeringsexpert me op, om te vertellen dat de verzekering was geweigerd. Toen ik vroeg waarom, verwees hij eerst naar het ontbreken van het antwoord op de aansprakelijkheidsvraag. Maar al snel bleek dat de verzekering sowieso geweigerd werd, omdat de verzekeraar ‘geen zaken wil doen met organisaties gelieerd aan sekswerkers.’ Als klap op de vuurpijl is Rottier zelf ook nog eens genoteerd binnen een intern verwijsregister. “Ik heb dus zelf een stigma gekregen, omdat ik onderzoeker ben en me inzet voor een bepaalde groep. Ik ben bezig met juridische stappen hieromtrent, maar vertel mijn verhaal omdat ik wil aantonen wat een stigma kan veroorzaken.”
Enkele weken na deze kennissessie is bovengenoemd probleem overigens opgelost. De verzekeraar heeft alsnog de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering verstrekt. Bovendien is de naam van Rottier uit het verwijsregister gehaald. Daarnaast heeft de verzekeraars de advocaatkosten van Rottier vergoed.
Ook een aanwezige raamexploitant ervaart verzekeringsproblemen door haar werk. “Ik heb een bordeel op de Wallen bestaande uit 24 ramen. Sekswerkers huren bij mij een kamer. Ik betaal elke maand 2371 euro meer huur dan als ik een hotel zou hebben. Deze extra kosten zijn voor de opstalverzekering, die we alleen via Lloyds in Londen voor elkaar kregen. De eigenaar van de ramen rekent deze extra premiekosten door aan mij.”
Binnen de sekswerkers-scene is het een veelgehoorde kreet: ‘ga maar naar de Vereende’. Ook Hornstra kan bij een reguliere verzekeraar bijvoorbeeld geen bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering aanvragen of zichzelf verzekeren voor aov. “Dit is toch vreemd, want het risico is niet hoger. Ik vind het belangrijk dat er per individu wordt gekeken naar de risico’s, in plaats van een hele beroepsgroep uit te sluiten.”
Tijdens de bijeenkomst zijn verschillende medewerkers van verzekeraars aanwezig die aangeven dat de bijeenkomst hun ogen heeft geopend. Veel verzekeraars hebben namelijk een ‘no-tolerance’-beleid wat betreft sekswerkers. Waarom? Verzekeraars willen er niet mee geassocieerd worden en zijn bang voor reputatieschade. De aanwezigen concluderen dan ook dat het belangrijk is om stil te staan bij het feit dat sekswerk een legaal beroep is en te onderzoeken hoe verzekeraars het kaf van het koren kunnen scheiden.
Een aantal medewerkers van verzekeraars geven tijdens de bijeenkomst aan dat ook bij hen sprake is van een hard uitsluitingsbeleid in hun Customer Due Dillenge (CDD)-beleid. Alle aanwezigen vinden het bijzonder dat dit beleid bij verschillende verzekeraars niet regelmatig opnieuw onder de loep wordt genomen.
"Ik vind het belangrijk dat er per individu wordt gekeken naar de risico’s, in plaats van een hele beroepsgroep uit te sluiten"
Verbonds-directeur Richard Weurding vergelijkt de sekswerkbranche met andere moeilijk verzekerbare risico’s als scooters, dakdekkers en afvalbedrijven. “Hier zijn verschillende redenen voor. Of er is heel veel schade, of er is een beeld dat het onveilig is en het risico is te onbekend. Het is belangrijk om alle inzichten op tafel te leggen en een keurmerk of kwaliteitseisen zouden de verzekeringsbranche al erg helpen.” De aanwezige experts geven echter aan dat het afgeven van keurmerken lastig is, omdat sekswerk een ongeschoold beroep is.
Een senior productmanager van de Vereende vertelt dat er nog andere redenen zijn dat het lastig is om deze groep te verzekeren. “Verzekeraars automatiseren steeds meer en hierdoor is minder plaats voor afwijkende risico’s en maatwerk. Wij werken in die zin nog ‘ambachtelijk’ en verzekeren op deze wijze ook SaaS- en PaaS-producten. Het kan dus wel, maar het vergt meer werk.”
De gezamenlijke conclusie luidt dat er zowel bij het Verbond als bij de VNAB een taak ligt om ‘de verzekerbaarheid van sekswerkers’ bespreekbaar te maken om zo hun positie te verbeteren. En om verzekeringsoplossingen te bieden.
Er komt in elk geval een vervolg op deze bijeenkomst waarbij in een petit comité verder worden nagedacht over hoe het kaf van het koren gescheiden kan worden, hoe het zit met de risico’s en hoe deze individuele dienstverleners zich toch kunnen verzekeren. Joep Rottier eindigt de kennissessie met een urgente oproep. “Het Verbond en de verzekeringsbranche moeten dit thema agenderen, want stel je eens voor: Je bent seks-werkondernemer en je kunt je niet verzekeren.”
(Tekst: Christel Dieleman)
Sekswerkers krijgen volgens Hornstra van de SWAD vaak te maken met verschillende stigma’s. Zo is er het maatschappelijk stigma, waarbij de samenleving negatief denkt over sekswerkers. Verder is er het institutioneel stigma vanuit de overheid.
Zo is er na het opheffen van het bordeelverbod in 2000 in Nederland een maximumaantal bordelen per tienduizend inwoners vastgesteld. Alleen bordelen die in het bezit zijn van een bordeelvergunning zijn legaal. Gemeentes geven deze vergunningen uit en de situatie is daardoor niet ideaal. Zo is het aantal vergunde sekswerklocaties met twee derde afgenomen. Wellicht zelfs meer, aldus Hornstra. In veel gemeentes mag bovendien niet thuisgewerkt worden. Daarnaast moeten gemeentes zelf bepalen of er wel of niet sekswerk mag plaatsvinden. Gemeentes zijn daarnaast niet verplicht een vergunning af te geven waardoor er gebieden zijn waar (officieel) geen sekswerk plaatsvindt.
Dan is er nog de wet regulering sekswerk, ook wel Wrs genoemd. Het bestaande wetsvoorstel bestaat in de kern uit een vergunningsplicht voor seksbedrijven en sekswerkers. Deze vergunning wordt opgenomen in een landelijk register. Zo zou het toezicht op de branche vergroot worden. Onderdeel van de aanvraagprocedure voor een sekswerkvergunning is het voeren van een gesprek met gespecialiseerde ambtenaren van de gemeente. Tijdens dit gesprek worden onder andere de rechten en plichten van de sekswerker besproken. Ook wordt er gekeken naar de mate van zelfredzaamheid en de aanwezigheid van dwang. De wijziging regelt dat een jaar na afgifte van de sekswerkvergunning een verplicht herhaalgesprek wordt gevoerd. Met dit extra gesprek kan een completer beeld geschetst worden van de mate van zelfredzaamheid van de sekswerker en eventuele aanwezigheid van dwang gedurende de gehele vergunningsperiode. Hornstra zet hier vraagtekens bij. “Waarom is er een uitzonderingspositie in de wet- en regelgeving voor sekswerkers? Waarom moet je als sekswerker een examen afleggen met twee ambtenaren om te checken of je wel voldoende zelfredzaam bent om je beroep uit te oefenen? De wet zou er zijn om ons te beschermen, maar dat is onzin; op deze manier ga je geen mensen vinden die slachtoffer zijn van mensenhandel.”
Criminoloog Joep Rottier doet al jaren onderzoek naar de positie van sekswerkers en is ook kritisch over de Wrs. “Er zijn heel veel repressieve middelen rondom sekswerk. Homo’s registreer je ook niet in een register. Door het stigma op sekswerk zijn sekswerkers vaak terughoudend om een vergunning aan te vragen. Bang in de zin dat er angst heerst dat de geregistreerde gegevens toch achterhaald of gehackt worden. Dit weerhoudt een groot deel onder hen om een vergunning aan te vragen. Zo bleek ook in Duitsland waar onder een soortgelijke wetgeving als de Wrs slechts 17 procent van de sekswerkers daadwerkelijk een vergunning heeft aangevraagd. De rest koos ervoor om(ongewild) in het ondergrondse circuit te gaan werken. De wet is kortom contraproductief, organisaties als Amnesty International zijn hier ook op tegen.”