Hoe zorgen we ervoor dat Europese bedrijven kunnen blijven concurreren met de VS en Azië? Deze vraag komt zeker vaker terug, benadrukt Van Stiphout. “In de afgelopen jaren werd het als een gegeven beschouwd dat we ons als Europese Unie door het opleidingsniveau, innovatievermogen en het ondernemersklimaat konden meten met de andere grote machtsblokken in de wereld. In de afgelopen jaren is echter het besef gekomen dat het concurrentievermogen een actieve beleidslijn moet zijn om die concurrentie ook in de toekomst aan te kunnen blijven gaan. De nadruk ligt meer en meer op hoe we ervoor zorgen dat Europese bedrijven niet op te grote achterstand ten opzichte van ander delen van de wereld raken.”
Volgens de Europa-adviseur komt deze veranderende zienswijze tot uiting bij het kritischer kijken naar het eigen beleid. In het bijzonder waar het gaat om beleid rondom verduurzaming. Hier zal Europa kritisch moeten gaan kijken of de duurzaamheidswinst van bepaalde Europese wetgeving ook in verhouding is tot eventuele extra administratieve of financiële lasten voor bedrijven.
“Ook wordt er in Europees verband gekeken naar hoe ervoor gezorgd wordt dat bedrijven uit andere delen van de wereld aan dezelfde voorwaarden moeten voldoen als de Europese bedrijven. Een voorbeeld hiervan is het per 1 oktober 2023 ingevoerde Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). Het CBAM is een Europese verordening die de EU inzet voor de correctie aan de grens van de CO2-uitstoot die is vrijgekomen bij de productie van bepaalde goederen buiten de EU. Deze en mogelijk toekomstige maatregelen zijn er op gericht om de spelregels zo veel mogelijk gelijk te trekken, en het vermogen van Europese bedrijven om internationaal de concurrentie aan te gaan veilig te stellen."
"Europa zal kritisch moeten gaan kijken of de duurzaamheidswinst van bepaalde Europese wetgeving ook in verhouding is tot eventuele extra administratieve of financiële lasten voor bedrijven"
Ook wat technologie betreft, is er een nieuwe zienswijze in Europa. Eerder was er vooral de focus op hoe we vanuit de EU een kader kunnen creëren voor digitalisering, op verantwoorde wijze, waar het beschermen van mensenrechten centraal staat. Nu is daar een belangrijk aspect bijgekomen, namelijk dat de EU niet langer afhankelijk wil zijn van grote buitenlandse techreuzen. Hierbij is ook de blik naar de VS is kritischer geworden en wordt er bijvoorbeeld stilgestaan bij hoe we in de EU een gelijkwaardigere digitale infrastructuur kunnen opbouwen als in de VS. “Binnen Europa wordt gezocht naar een strategische autonomie, waarbij we als EU zelfredzamer zijn op gebieden die echt van belang zijn voor de toekomstige welvaart van de Europese Unie. Geavanceerde technologie en datatoepassingen horen zeker in dat rijtje thuis”, benadrukt Van Stiphout.
"De EU wil niet langer afhankelijk zijn van grote buitenlandse techreuzen"
Door de geopolitieke situatie in Israël en Oekraïne is er veel meer aandacht voor veiligheid. “Zo staat uitbreiding van de Europese Unie opeens weer op de agenda. Landen als Albanië, Bosnië en Herzegovina, Noord-Macedonië, Montenegro, Moldavië en Oekraïne staan bijvoorbeeld in de wachtrij. Hoewel ik verwacht dat ze er in de komende jaren niet opeens bijkomen, is er wel druk om deze landen een plek te geven. De wens om toe te treden tot de Europese Unie is namelijk enorm. De vraag is echter hoe we er mee om moeten gaan. Kan de EU deze landen mee ‘omhoog’ nemen of leidt het juist tot een verzwakking van de Unie? Met name de toetreding van Oekraïne kan nog wel eens een heikel punt worden als als je kijkt oppervlakte, inwonersaantal en andere uitdagingen die er spelen. Nu is de steun aan Oekraïne vrijwel unaniem in de strijd tegen Rusland, maar daaronder spelen verschillende belangen die bij een toetreding mogelijk een rol gaan spelen. Hoe gaan we bijvoorbeeld om met de enorme landbouwsector in het land, wat betekent dat voor de bestaande landbouwsubsidies en wat is de impact van goedkoper graan en vlees op de rest van de Europese markt? In Oekraïne gelden ook andere waarden, waardoor er meer zorgen zijn over corruptie en de vrijheid van minderheden.”
Een ander thema dat tot slot met veiligheid te maken heeft, is de Europese strategie om te komen tot een concurrerende defensie-industrie. “Er is veel vraag naar munitie, wapens en ander materiaal. De vraag is hoe hieraan kan worden voldaan. Centraal binnen de strategie is de zekerheid van defensiecontracten en toegang tot financiering. Zo wil de EU kijken of bestaande regels over duurzaam beleggen het investeren in de defensie-industrie mogelijk bemoeilijken. Nu is het investeren in wapens niet per se een niet-duurzame investering en de EU overweegt zelfs om een stap verder te gaan. Er wordt namelijk overwogen om het investeren in de defensie-industrie te classificeren als duurzaam. Dit onder het mom van ‘veiligheid is onderdeel van een duurzame toekomst'.” Dat is volgens de EU-adviseur best een lastige vraag. Iedereen erkent namelijk dat investeringen nodig zijn, maar met zo’n classificatie loopt je het gevaar dat je twijfels zaait over de legitimiteit van het label duurzaam. “Wat als je alles wat politiek wenselijk is, kwalificeert als duurzaam, dan bepaalt de politiek in plaats van de wetenschap. De vraag is hoever je hierin wilt gaan.”
Van Stiphout benadrukt tot slot dat het goed mogelijk is dat er nog een ander onderwerp voorbijkomt dat centre stage neemt in het politieke debat. “Als Verbond blijven we uiteraard de politieke ontwikkelingen nauw volgen en de belangen van de sector behartigen.”
Tekst: Christel Dieleman