Skip to Content

Ton Hartlief was een van de sprekers tijdens het 22e PPS Congres dat eind september in Apeldoorn plaatvond, en gooide de knuppel meteen in het hoenderhok. “Wat doe je met een jongetje van 11? Hoe groot is zijn schade? Waar kijk je dan naar? Naar zijn ouders en broers, naar hun opleidingsniveau en inkomen? En hoe kun je het smartengeld nauwkeurig berekenen? Er is in 24 jaar tijd ook op dat vlak wel het nodige gebeurd.”

Klassieke route

Lang verhaal kort: om het verlies aan arbeidsvermogen te bepalen, komt de rechter 25 jaar na het ongeval uit op een MBO-opleidingsniveau en een inkomen als ondernemer. Voor het smartengeld komt de verzekeraar uit op 175.00 euro, de belangenbehartiger op 375.000 en de rechter op 200.000. Het is, zoals Hartlief het verwoordt, “het aansprakelijkheidsrecht op zijn slechtst”.
Het volgen van ‘de klassieke route’ heeft nogal wat nadelen, meent hij. Het is duur, vaak niet transparant en het duurt lang. Hartlief vroeg zich daarom hardop af of het niet anders kan.

Ton Hartlief: "De normeringsinitiatieven van De Letselschade Raad zorgen voor duidelijkheid en snelheid"

Kwade reuk

Hij somde de grootste voordelen van normering op: duidelijk, snel en efficiënt. “De normeringsinitiatieven van De Letselschade Raad helpen. Ze zorgen voor duidelijkheid en snelheid. En, niet onbelangrijk, de weg naar de rechter blijft gewoon open voor mensen die meer willen."
Aanvankelijk stonden die normeringspleidooien ‘in een kwade reuk’, vervolgt Hartlief, “omdat veel mensen dachten dat aansprakelijkheidsverzekeraars vooral hun eigen belangen wilden dienen.”

Normering

Volgens Hartlief leven we nu echter in ‘een tijd van normering'. “We hebben onder meer vijf jaar ervaring opgedaan met de vergoeding van affectieschade. Wat gaan we daarmee doen? Uitbreiden? Moeten de bedragen omhoog? Gaan we van vast naar iets meer flexibel?”
Hartlief ging in een sneltreinvaart door zijn lezing heen. Hij stipte veel onderwerpen aan, maar de essentie was helder. Normering heeft de toekomst. “Het is met de normering van die affectieschade best goed gegaan. We hebben gemerkt dat het rust brengt. Hooguit kunnen we de kring iets uitbreiden, zodat broers en zussen er ook gebruik van kunnen maken. Er worden op dit moment hooguit iets te veel mensen over één kam geschoren.”

"Kijk eens naar Groningen waar een modelmatige aanpak tot een behoorlijke klanttevredenheid heeft geleid”

Massaschade

Daarnaast put Hartlief inspiratie uit de afwikkeling van massaschades. “Dat gebeurt ook steeds vaker, bijvoorbeeld in het kader van hersteloperaties van de overheid. Kijk maar eens naar Groningen waar een modelmatige aanpak tot een behoorlijke klanttevredenheid heeft geleid.”
“Ik hoor het u al zeggen, een individuele letselschadezaak is toch geen geval van massaschade?", zo was hij de zaal voor. En hij gaf meteen zelf ook het antwoord. “Het is maar net hoe je het bekijkt. Verzekeraars krijgen jaarlijks 75.000 nieuwe letselzaken binnen. Is dat niet een soort van massaschade waarvoor meer standaardisering een goed idee kan zijn?”

Wie neemt het initiatief?

Hartlief is ervan overtuigd dat we, ook waar het om verlies van arbeidsvermogen gaat, ‘wat moeten veranderen als we werkelijk iets willen’. “De hamvraag die nu voorligt, is wie het initiatief neemt. Kijken we naar de wetgever? Moet er met andere woorden meer politieke bemoeienis komen met het schadevergoedingsrecht? Of ligt het initiatief bij het veld?”

"Als we werkelijk iets willen, moeten we wat veranderen"

Grote getallen

De hoogleraar concludeerde aan het slot van zijn betoog dat “we wel willen normeren, maar te veel en te vaak naar Den Haag kijken. Waarom kijken we niet meer naar verzekeraars? De big data van verzekeraars over de afwikkeling van letselschades, die grote getallen, kunnen ons helpen bij normering. Bijvoorbeeld bij het verlies van arbeidsvermogen. Normering is een betere optie dan elkaar op het scherpst van de snede – in het schadevergoedingsrecht – te blijven bevechten.”