Als actuaris kan Ruud Kleynen perfecte individuele premies berekenen, maar of dat wenselijk is, waagt hij te betwijfelen. “Het gaat er meer om wat we als samenleving willen. Wat mij betreft is het dan ook de hoogste tijd dat we met alle betrokken partijen aan tafel gaan en een dialoog over solidariteit starten.”
De techniek schrijdt voort. Daar weet Kleynen alles van. Hij heeft met zijn eigen consultancybedrijf een digitaal verzekeringsplatform in de markt gezet (Hi There), waarmee heel gemakkelijk een community kan worden opgetuigd. Het platform heeft het grote voordeel dat het volledige proces (van het afsluiten van een verzekering tot het claimen van een schade) geautomatiseerd is. “Dat betekent ook dat we een perfect op de persoon toegesneden premie kunnen berekenen”, benadrukt Kleynen, die daar echter meteen zijn vraagtekens bij zet. “We moeten op het gebied van solidariteit minder kijken naar wat technisch mogelijk is, en meer naar wat maatschappelijk wenselijk is.”
Hij pleit voor een ommekeer in het denken. “Actuarissen hebben, net als verzekeraars, de neiging om van binnen naar buiten te denken. Dat zou andersom moeten. De maatschappij moet ons vertellen wat wenselijk is. De maatschappij is onze klant.”
Middenweg
Kleynen tekent een lijn. Rechts schrijft hij het woord egoïsme en helemaal links solidariteit. “Tussen die twee uitersten zullen we een goed evenwicht moeten zien te vinden. Een volledig geïndividualiseerde maatschappij werkt niet, maar andersom werkt het evenmin.”
Hamvraag voor hem is hoe een verzekeraar in de wereld wil staan. “Actuarissen kunnen al langer een compleet op de persoon toegesneden premie berekenen, maar de vraag is of dat wenselijk is. Hoe ver het mag gaan, is echter niet aan mij. Dat is een politieke keuze. Je kunt overal een prijskaartje aanhangen, maar als je het mij vraagt, moeten we voorkomen dat het slimste jongetje van de klas het straks perfect voor elkaar heeft en een iets minder slim jongetje met de gebakken peren blijft zitten.”
Jong voor oud
Het mooiste voorbeeld waarom het anders moet, zit wat hem betreft in ons pensioen. “De solidariteit staat onder druk. Zeker als je naar onze pensioenfondsen kijkt. Neem alleen de discussie dat jong voor oud moet betalen. Dat is ooit zo beslist, maar het is natuurlijk allang niet meer houdbaar. Zoals het er nu naar uitziet, krijgt een jongere later nooit meer wat die oudere nu wel krijgt en eerder heeft gehad.”
Kleynen is daarom een groot voorstander van een persoonlijk pensioenpotje. “Uiteraard moeten we dan goed nadenken over de solidariteitsvraag en zorgen voor een soepele overgang, maar een van de belangrijkste obstakels bij het huidige pensioen is het gebrek aan transparantie. Wat betaal ik en wat krijg ik ervoor terug? Dat blijft een lastig verhaal. Een persoonlijk potje is heel transparant.”
Lang leven risico
Kleynen noemt pensioen “sowieso een raar product”, zeker voor een verzekeraar. “Hij heeft één risico: een lang leven risico. Alleen dat woord al? Een pensioenverzekeraar kan dan toch niet met droge ogen beweren dat hij het beste met jou voor heeft en de klant centraal stelt? Hij zou het liefst met een mitrailleur achter jou aangaan als je 67 jaar bent, omdat dan de meeste winst wordt gegenereerd.”
Hij lacht en vervolgt dan weer serieus: “Een verzekering is te veel een financiële transactie geworden. Als je kijkt naar de schade, de schadeafhandeling, pensioen, het gaat allemaal over geld en over geld verdienen. Een verzekeraar zou redesigned moeten worden, met als uitgangspunt: ‘ik ben een vriend die er voor je is als je me nodig hebt’. Als ik onverhoopt kom te overlijden, wil ik graag dat mijn nabestaanden goed verzorgd achterblijven. Dan werkt een pensioen dat bestaat uit een individueel beleggingspotje (waar een bepaalde solidariteit in zit) met een overlijdensrisicoverzekering toch veel beter? Immers, doordat er een overlijdensrisicoverzekering bij wordt afgesloten, geldt voor de verzekeraar ook: hoe langer iemand leeft, des te beter dat is. Het belang van de verzekerde loopt ineens wel parallel met dat van de verzekeraar en dat is wat we willen, toch?”